2 oktober 2017
‘Gemeente niet uit Israël ontstaan.’
Er wordt gesproken over de gemeen-
te van God, een algemene aanduiding
van allen die de roep van God volgen.
Saulus vervolgt de gemeente van God
(Galaten 1:13; 1 Corinthiërs 15:9) in
eerste instantie, maar hoort daar la-
ter zelf bij (1 Timotheüs 3:15).
‘Later lees je lichaam van Christus?’
Dan is het specifiek allen die geroe-
pen en verzegeld werden met of door
heilige geest (2 Corinthiërs 1:22; Efe-
ziërs 1:12; 4:30). Bij de Besnijdenis
lees je niets daarover. Dit is een be-
langrijk onderscheid dat we lezen in
de Schrift.
‘Niet de 144.000?’
Van die aparte groep in Openbaring
wordt gezegd, dat zij verzegeld zijn.
(Openbaring 7:2,3,4,5,8). Hoe is on-
duidelijk, wordt niet gezegd.
Dat is een groep uit het trouwe Israël
met een aparte roeping en opdracht.
Dan is het beheer van de genade van
God, het beheer van het geheimenis
(Efeziërs 3:2,9) voorbij.