Woord vandaag

‘Mooi hoor wat we van Abraham hebben gezien. Ik lees nu ook die
woorden van Jakobus met andere ogen.’

Je ziet dat Jakobus in feite ook benadrukt dat Abraham een gelovige
was. En net zoals we lezen van Noach dat hij rechtvaardig was omdat
hij zich onderscheidde van de mensen om hem heen, zo was Abraham
een rechtvaardige doordat hij geloofde wat God zei. Dat gold ook voor
Noach zelf, die eerst Gods woord hoorde, dat geloofde en vervolgens
de ark ging bouwen.

‘Maar er staat toch ook, dat Noach genade ontving, terwijl gezegd werd
dat hij rechtvaardig was?

We vinden dat in Genesis 6:8. Daar staat dat Noach genade vond in de
ogen van Jahweh. Daarna staat in het volgende gedeelte, dat hij een
rechtvaardig man was, wandelde met Elohim (God) en in zijn generatie
volkomen (gaaf: tamiem in het Hebreeuws) was. God gaf hem de genade
en zo kon hij wandelen.

‘Er staat toch ook in Hebreëen 11 iets over Noach?’

Ook daar zie je, dat de rechtvaardiging door geloof is:

Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ont-
vangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag
voor God de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor
heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een lotgenieter geworden
van de gerechtigheid, die in overeenstemming met het geloof is.

We zien hier, dat Noach niet uit werken, maar door geloof gerecht-
vaardigd is. Het vers begint en eindigt met geloof.  Dat staat voorop
en daardoor leefde Noach. En zo schrijft Paulus in 2 Corinthiërs 5:7
dat wij door geloof wandelen en niet in aanschouwen.

‘Maar, geloof op zich heeft toch geen verdienste?’

Geloof is geen arbeidsprestatie waarvoor loon uitbetaald moet worden.
Het is eenvoudig aanvaarden wat God zegt, daarop vertrouwen. Beloften
maakt Hij waar. Daar gaan wij van uit. Het geloof van Jezus Christus wordt
Hem gerekend als gerechtigheid en dat geldt ook voor ons. Zoals Romeinen
3 zegt, dat wij gerechtvaardigd zijn door Zijn geloof. En zo geloven wij!

Woord vandaag

‘Nu begrijp ik, dat Abrahams geloof er voor God allang was. Het was
voor Hem helemaal geen punt. Voor andere mensen bleek het uit de
dingen die hij deed.’

Het was nadat hij besneden was, en besnijdenis typeert de afsnijding
van het vlees. Het vermogen om de dingen te kunnen doen, kwam niet
voort uit Abraham zelf, maar was Gods werking in hem. Hij en Saraï
waren al diep gelovige mensen, dat bleek telkens weer. Toch was er
een fase waarin hun  vlees nogal opspeelde en Ismaël verwekt werd.

‘Het bleken gewone mensen te zijn. Maar God ging verder met hen.’

Ja, en het laat ook zien, dat het met hun geloof (dat ze van God ont-
vingen) ‘goed was’. Terwijl ze de weg van het vlees gingen. Ook die
weg was nodig, opdat zij leerden inzien dat zij van God alles konden
verwachten en dat het ijverige werken van het vlees geen nut heeft.

‘Het leek net, of God wachtte, totdat alle kansen verspeeld waren om
nog nageslacht te kunnen krijgen.’

Dat gebeurt steeds. Als de situatie voor de mens uitzichtloos is, gaat God
dat doen wat Hij beloofde. Maar bij Abraham moet eerst besnijdenis als
teken van het einde van het vlees én als teken van het nieuwe begin, op-
standing en leven uitvoeren: Izaäk komt!

‘En later bij het offeren van Izaäk bleek dat opnieuw?’

Daar bedacht Abraham bij zichzelf (er staat niet dat hij het ook tegen zijn
eigen zoon zei), dat El-Sjaddai hem ook weer uit de doden kon opwekken.

Dat rotsvaste, diepe vertrouwen op God, had hij niet van zichzelf; het gaf
hem de kracht om zijn zoon op het hout te binden en het mes te heffen.
Toen was het genoeg, hij hoort twee keer zijn naam, waardoor twee keer in
Hebreeuws geroepen werd dat hij verheven vader van veel volken zou zijn.
Wat is een naam veelzeggend! Spreekt van vervulling van Gods beloften!


Woord vandaag

‘Dat geloof van Abraham, was dat nu het eigen werk van Abraham?’

Nee. Geloof is geen werk. Dat is bij Paulus én bij Jakobus niet zo.
Want Paulus is glashelder. Abraham werd door geloof gerechtvaardigd,
niet uit de werken. Bij Paulus draait het om geloof. Bij Jakobus ook.
Paulus laat Gods kant van de rechtvaardiging zien. Abraham geloofde
God en dat werd hem tot gerechtigheid gerekend.

‘Maar Jakobus heeft het over werken, toch, in Jakobus 2?’

Jakobus noemt ook Abraham als voorbeeld en zegt zelfs dat Abraham
uit werken gerechtvaardigd werd, en niet alleen uit geloof. Jakobus
noemt dan de binding van Izaäk als voorbeeld.  En wanneer gebeurde
dat? Toen Abraham allang besneden was! We hebben gezien in de brief
aan de Hebreëen, dat Abraham daarbij overwoog in geloof, dat God bij
machte was (El-Sjaddai!), Izaäk op te wekken uit de doden. Abraham was
zich op dat moment zijn eigen onvermogen pijnlijk bewust en vertrouw-
de op de God van de opstanding!

‘Waarom zegt Jakobus dan, dat Abraham uit werken gerechtvaardigd werd?’

Dat is de menselijke kant van de zaak. Naar de mensen toe was hij een tsaddiq,
een rechtvaardige. En dat om wat hij
deed!  Maar Romeinen en Hebreëen laten
overduidelijk zien, dat de diepste kant van de zaak het
geloof van Abraham was.
Namelijk het vertrouwen op die God, El-Sjaddai, die de doden opwekt!

Vanuit God
werd dát hem tot gerechtigheid gerekend.
Vanzelfsprekend voerde hij
in geloof uit wat God zei.

‘Dat was voor God allerminst een verrassing?’

God had zelf dat vaste geloof in Abraham gelegd. Want je denkt toch niet,
dat Abraham ooit had kunnen geloven als God hem dat niet in genade
geschonken had? Wat is ook alweer een facet van de vrucht van de geest?
Geloof! Kijk, aan het eind zal blijken, dat alle eer alleen aan God is.
Dan zal blijken dat Híj alles bewerkte!

Woord vandaag

‘Abraham leefde met El-Sjaddai in zijn hart, dat is wel bijzonder.’

Het is Hij, die de algenoegzame is. Dat is: Hij voorziet in álles wat nodig is.
Zelfs opstanding uit de doden! Want dat was de geboorte van Izaäk in feite.
Leven uit de doden! Treffende illustratie van de besnijdenis.
Paulus markeert dat in Romeinen 4. Abraham verwachtte tegen alle zicht-
bare omstandigheden (hij en Sara waren ‘gestorven’) in, dat Gód bij
machte was nakomelingen te geven! Dus nieuw leven waar alles dood leek!

‘Dat is toch wat Hebreeën 11 zegt?’

Het staat er heel helder:

17 Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Izaak
geofferd. En hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene
geofferd.
18 Tegen hem was gezegd: Dat van Izaak zal uw nageslacht genoemd worden.
Hij overlegde bij zichzelf dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te
wekken.
19 En hij kreeg hem als het ware daaruit ook terug.

Nu zijn we van de geboorte van Izaäk verder gesprongen naar een later gebeuren
in Abrahams leven: de binding van Izaäk. En hier wordt door de Schrift óók vast-
gesteld, dat het in feite leven uit de doden was!

‘Abraham heeft dat door het geloof kunnen doen?’

Hij leefde in of door geloof. Ook deze grote (geloofs)beproeving doorstond hij
met glans. Gaat nu de eer naar Abraham? Nee. Want er staat bij dat hij Gód
(El-Sjaddai) betrouwbaar achtte, die de belofte gegeven had, dat Izaäk nageslacht
zou geven.
Op het moment dat hij zijn zoon op het hout bond, had Izaäk nog geen nageslacht!

Woord vandaag

‘Zeg, die boodschap van het kruis gaat wel diep he.’

Het is de kern van Paulus’ boodschap. Op een of andere manier
stoten mensen zich daaraan. Het is de afsnijding van alle eigen
vleselijke inspanningen van de mens. Het wordt treffend uitge-
beeld door de besnijdenis. Dan wordt een klein stukje vlees af-
sneden door de Mohèl (de besnijder).

‘Het gaat eigenlijk om de symboliek bij de besnijdenis?’

Natuurlijk! Het is een type van dood én opstanding! Het wijst op
de afsnijding van het oude, het vlees, de oude mens. Als teken van
het feit, dat alles wat die oude mens doet, voor God geen werkelijk
blijvend resultaat kán opleveren. Er valt geen gerechtigheid op te
bouwen. Het predikt: niet jíj maar Ík doe het!

‘Kun je daar een voorbeeld van noemen?’

Abra(ha)m. Hij moest de besnijdenis aan zichzelf en anderen uit-
voeren in Genesis 17. Toen was Izaäk nog niet geboren en hij en
Sara konden naar de mens gesproken geen kinderen meer krijgen.
Zijn eigen kracht daartoe schoot tekort. Zij waren wat dat betreft ge-
storven (dood). Als illustratie daarvan en -dieper daarachter- van
het einde van alle vlees, werd de besnijdenis ingesteld.

‘God heeft daarmee laten zien, dat het bij Abraham voortaan alleen
nog om Hem zelf ging?’

Dat is in feite de prediking van Genesis 17 en daarna in het leven van
Abraham en Saraï. Jahweh zei tegen Abram in 17:1 :

Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEER aan
Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige!
Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.

Let op, dat Jahweh éérst zegt, dat Hij God, de almachtige is, dat is:
El-Sjaddai, God, de algenoegzame. Treffend genoeg. Dat wil zoveel zeggen
dat Hij voldoende is, dat Hij voorziet in alles.
Daarna zegt Hij: ‘wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht’. Dus die
hele wandel van Abram staat onder dit wat God van zichzelf zegt! Híj doet
het! En dan krijg je in Genesis 17 de besnijdenis, als teken daarvan. Niet
jij, Abram, maar Ík doe het, Ík ben de algenoegzame!

‘Dus Jahweh wilde dat eerst tegen hem zeggen?’

Je kunt zeker stellen, dat Abram de rest van zijn levenswandel met díe
openbaring van God in zijn hart leefde. De eigen inspanningen leverden
Ismaël op, verwekt bij Hagar, de Egyptische slavin. Abram moest verlost
worden van de slavernij en vandaar: besnijdenis. Pas ná die besnijdenis
werd Izaäk geboren! De zoon van de vrije! Het was een geschenk: genade!