Woord vandaag

‘Wat zal het nieuwe jaar brengen? Gaan we in elk geval door met Efeziërs?’

We zijn ook in 2014 zeer gezegend en zien uit naar de bazuin van God, en
daardoor naar onze Heer, die ook uitziet naar deze ontmoeting in de lucht.
Wat een glorieus moment zal dat zijn. De Heer zelf zien en Hij eindelijk met
Zijn hele lichaam verenigd. Allen die gestorven waren in Christus zijn erbij.
Wat geweldig is dat. Zo’n levendmaking tot onsterfelijkheid, het is bijna
niet voor te stellen hoe dat zal zijn. Wat een lichtbundeling levert dat op!

‘Goed om daar op dag 1 van het nieuwe jaar bij stil te staan.’

Het is onze heerlijke verwachting, niet om zweverig met je hoofd in de
wolken te lopen, maar om uit te zien naar Zijn Zoon uit de hemelen, die
komt als Redder om ons te redden uit het komen van de verontwaardi-
ging. Geen andere verwachting is voor het lichaam van Christus wegge-
legd dan dit. We gaan de laatste jaarweek van Daniël 9 zeer beslist niet
op aarde
meemaken. Wij zullen boven zijn, bij Hem. Daar is ons hart nu

al op gericht, als het goed is.

‘Paulus was er ook op gericht Hem te kennen en de kracht van Zijn op-
standing.’

Hij had als eerste verlichte ogen van het hart. Hij mocht als eerste de
heerlijke hoge roeping van het lichaam van Christus bekendmaken.
Niet Petrus, maar Paulus maakt bekend dat er een lichaam van Christus
is, met alle aspecten ervan. Ook de toekomst en functie van dat unieke
lichaam werd aan hem gegeven om door te vertellen aan degenen die
bij dat lichaam horen. Zij hebben met en in Christus Jezus een bijzon-
der hoge roeping en hoogste heerlijkheid in het vooruitzicht.
We hopen dat we in het komende jaar dat mogen meemaken! 

Woord vandaag

‘Ik zie in, dat die geest van wijsheid en onthulling essentieel, heel belang-
rijk is voor ons.’

Zonder die geest zal het je aan wijsheid ontbreken en zal Zijn woord zich
niet aan je onthullen. Je zult dan onder een zekere bedekking blijven, als
het gaat om geestelijk inzicht in de laatste brieven van Paulus.
Ogen staan in de Schrift voor geestelijke dingen en geestelijk zicht heb-
ben. Dat blijkt onder meer uit de volgende uitdrukking die de apostel
gebruikt: verlichte zijnde de ogen van jullie hart
Door de geest van wijsheid en onthulling ontvangen wij verlichte ogen
van het hart. Zonder licht in je ogen ben je nergens, want in duisternis.  
                                                 

‘Sprak Paulus daar al niet van in 2 Corinthiërs 4?’

Daar heeft hij het over het licht van God, dat in onze duistere harten is
gaan schijnen en verlicht het met het evangelie van de kennis van de
heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. In die verzen
4-6 van dat hoofdstuk. Dat was al heel geweldig, maar hier gaat het nog
een stapje verder: we leerden niet alleen de verheerlijkte Christus ken-
nen. Wij leren nu van de Vader van de heerlijkheid, dat wij zelf mét
Christus Jezus samen de heerlijkheid van God tonen. Met andere woor-
den: wij zullen samen met Christus de heerlijkheid van God tonen aan
de duistere wereld, zodat ook diegenen die nu nog in duisternis zijn, in
Zijn licht komen!

‘Fantastisch. In één woord.’

Ja ongelooflijk eigenlijk. Wie zijn wij? In onszelf niets. Wij maakten zelfs
geen enkele aanspraak op de zegen van Israël. Maar nu zijn wij deelge-
noot geworden van de veel hogere, geestelijke zegeningen. De minsten
waren wij. En worden wij tot de hoogsten van het universum gerekend!
Dat kun je alleen echt beseffen, als je die verlichte ogen van het hart hebt.
Als de bedekking is weggenomen, en je Hem kent van aangezicht tot aan-
gezicht
(1 Corinthiërs 13:12), niet straks, nú! 

Woord vandaag

‘Paulus bidt dus om die speciale geest van wijsheid en onthulling.’

Dat is een opmerkelijk gebed, dat je ook weer nergens anders in de
Schrift tegenkomt. Dit bijzondere gebed om de geest van wijsheid
en onthulling
is nodig om de geheimenissen en de speciale bood-

schap van Efeziërs te kunnen verstaan. Zonder de bijzondere toe-
deling van deze geest zal de wijsheid hiervoor ontbreken. Ook zal
de waarheid van deze brief zonder deze geest niet aan de gelovige
onthuld worden. Je gaat het dan niet zien.

‘Het is me duidelijk. Deze toedeling heb je dus echt nodig om de
gevangenschapsbrieven te verstaan.’

En als het gebed hiervoor bij gelovigen ontbreekt, zal men in de mist
blijven als het gaat om de bijzondere inhoud van Efeziërs. Men zal
dan wat dat betreft in duisternis blijven. De geheel nieuwe waarheid
betreffende de plaats van Israël en de natiën tegenover elkaar in de
geest
markeert een van de kernen van het ‘Efeze-geheimenis’. De

diepte aan wijsheid die dit laat zien en de grote onthulling van deze
geweldige waarheden kan alleen door die extra toedeling van geest
verstaan worden.

‘Hoe lang doe je erover voordat die Efezebrief echt tot je doorge-
drongen is?’

Dat kan jaren duren. Je kunt in je leven als gelovige soms lange tijd
je leven leven en geen zicht hebben op deze geestelijke waarheden.
Totdat er iets in je leven gebeurt waardoor je verder leert afzien van
het vlees en daardoor meer gericht wordt op de diepere dingen van
Zijn woord. Het woord van God scheidt ziel en geest van elkaar. Zielse
gelovigen zullen daarom deze diepere geestelijke dingen niet kunnen
doorzien. Zij zullen blijven hangen tot op een zeker punt. Kijk naar de
Korintiërs.

‘Het gaat om geestelijke groei. Soms wordt die belemmerd en ont-
breekt juist zicht op wat de gemeente is?’

Ja, wat je in Efeziërs ziet, is de zeer bijzondere plaats die het lichaam
van Christus heeft ten opzichte van Christus Jezus, die het 
Hoofd van
het lichaam is. En wij als leden van het lichaam hebben in 
dit beheer
van het geheimenis van Gods genade hemelse zegeningen 
in Christus
ontvangen. In Kolossenzen gaat het om de uitwerking van 
het gehei-
menis van Christus: Hij is het Hoofd van dat lichaam.
Nog een contrast met Kolossenzen is, dat Paulus in Efeziërs alleen aan
het woord is als leraar en apostel en als zodanig de waarheid 
voor deze
tijd onderwijst. In Kolossenzen corrigeert hij samen met 
Timotheüs
omdat men afweek van de waarheid van Efeziërs!
                                                                                                                                                                                                                                                                                                              

Woord vandaag

‘In feite heel eenvoudig dus. Alle brieven van Paulus voor ons en de
rest van de Schrift in de eerste plaats voor de Besnijdenis.’

We zien in het eerste gedeelte van Efeziërs 1 dat Paulus ‘wij’ noemt.
Vanaf vers 13 ineens ‘jullie’: in Hem ook zijn jullie. Dan komen de ge-
lovigen uit de natiën in beeld. Met het ‘wij’ doelt de apostel op zich-
zelf en de andere gelovigen uit de Besnijdenis die hem navolgden.
Nu blijkt, dat zij een eenheid vormen met de gelovigen uit de natiën
en dat zij allemaal op gelijk niveau gezegend zijn met iedere geeste-
lijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus.
Zo klinkt het

volstrekt nieuw in Efeziërs.

‘Paulus geeft nadere toelichting in hoofdstuk 2?’

Dat hopen wij nog te zien, als de Heer nog tijd geeft. Want de bazuin
kan elke dag klinken. In het vers waar we inmiddels zijn gekomen,
spreekt Paulus over het jullie aangaande geloof(sgoed) in de Heer
Jezus en dat voor al de heiligen. Het gaat om wat hij bekend maakt
in deze brief. Het geloof(sgoed) van Israël behoort tot het land,
zij hebben een lot(s)deel op aarde in het land. De gelovigen van het
lichaam van Christus, ongeacht uit welk volk zij komen, hebben een
geloof(sgoed) boven. Een lot(s)deel te midden van de hemelingen
in de hemelen!

‘En mede daarvoor houdt Paulus niet op te danken?’

Dat is zó geweldig en zó bijzonder, dat hij vol dank is voor wat de
Vader van de heerlijkheid het lichaam van Christus geeft. En Hij
bidt tegelijkertijd, dat de God van onze Heer Jezus Christus, de
Vader van de heerlijkheid, jullie zou geven een geest van wijs-
heid en onthulling in erkenning van Hem
(vers 17). Dit is weer

uniek, zo’n zin tref je nergens anders in de Schrift aan. Hij noemt
God de God van onze Heer Jezus Christus. Onze Heer kent God
als Vader boven zich. Niks drie-eenheid! God is de God én Vader
van Hem. Er is één God! En hier is Hij: de Vader van de heerlijk-
heid
, zo wordt Hij nergens anders genoemd. We zien dat het

woordgebruik van de apostel in Efeziërs op eenzame hoogte is
gekomen. Dat zegt iets over de unieke plaats die de leden van
het lichaam van Christus hebben in Hem!

Woord vandaag

‘Wat is nu een simpel handvat om de Schrift te lezen en de waarheid
voor vandaag te kennen?’

Dat is duidelijk inmiddels: alle brieven van Paulus zijn rechtstreeks voor
ons bedoeld; de rest is (voornamelijk) gericht aan de Besnijdenis (Israël).
Dit zal alle aanvallen kunnen doorstaan. Degenen die zeggen dat heel
het ‘Nieuwe Testament’ waarheid voor vandaag is, zitten er naast. Men
vindt de grote basis voor de christelijke leer in Handelingen. Als we ont-
dekken, dat dit boek echter handelt over het aardse koninkrijk, dan zit-
ten we al een heel eind in de goede richting.

‘En wat ligt dan nog meer in het verlengde van Handelingen?’

De brieven van Jakobus, Petrus, Johannes en Judas, die overigens ook
aansluiten op de zogenaamde ‘evangeliën’. Deze brieven zijn inhoude-
lijk gericht aan de Besnijdenis.
Sommigen denken weleens dat de ‘vroegere’ brieven van Paulus ook
niet rechtstreeks voor het lichaam van Christus zouden zijn. Maar ook
de eerste brieven die hij schreef, bijvoorbeeld aan de Thessalonicenzen,
zijn voor het lichaam van Christus bedoeld. De woorden die gebruikt
worden zijn eenvoudiger dan die in de latere brieven.

‘Zou anders vreemd zijn ja, dan zouden we de bazuin van God missen!’

Dat niet alleen, de enige ‘voorwaarde’ om bij het lichaam van Christus
te horen, is dat wij geloven, dat Jezus stierf en opstond. Dat staat er in
dat vierde hoofdstuk van 1 Thessalonicenzen bij. Ook zien we, dat zij
navolgers van Paulus (dus niet van Petrus) werden, dat is ook in strijd
met het koninkrijksevangelie. Het harmonieert volledig met de waar-
heid voor vandaag. Zij zouden wachten op de Zoon en niet kijken naar
tekenen. En die verwachting is vóór de grote verdrukking, want niet
gesteld tot verontwaardiging (1 Thessalonicenzen 1:10; 5:9-11)! En dat
is dus ook onze verwachting, wat een dag zal dat zijn!