Woord vandaag

‘Wij van de natiën worden opnieuw aangesproken in dit ge-
deelte. Vers 13 geeft toch de verandering aan?’

Het is een mooi vers dat laat zien wat de gevolgen van Christus’
werk zijn. Die zijn verstrekkend en veranderden alles:

Thans echter, in Christus Jezus, zijn jullie, die eens veraf waren,
nabij gekomen in het bloed van Christus

Natuurlijk gaat Paulus verder, maar wat hier staat is bijzonder.
Het leven, het lijden en sterven en aansluitende opstanding van
Christus zijn allesbepalend voor de plaats van de gelovige uit de
natiën. Het gaat hier om het bloed van Christus en niet bloed
van Jezus. Christus is de Gezalfde, de Opgestane. Uit het tekst-
verband blijkt, dat de hoofdgedachte is: de afstand van de mens
uit de natiën tot God.

‘De mens is door het werk van Christus nabij God gekomen.’

Dat is het eerste. Het tweede vloeit eruit voort, namelijk dat de
mens uit de natiën naderde tot Israël. God woonde in principe
te midden van Zijn volk, maar Ezechiël had de heerlijkheid van
Ieue zien vertrekken uit Jeruzalem. Verder moet het voor ons
vaststaan, dat het ook in dit gedeelte gaat om de plaats van de
gelovige in Christus Jezus en niet om ongelovigen. Efeziërs 2:11-
22 maakt over de plaats van alle gelovigen (uit Israël en uit de
natiën) iets bijzonders bekend.

‘Maar het gaat toch ook hier om een aspect van het zogeheten
Efeze-geheimenis?’

Jawel, daar gaan we morgen dieper op in. Omdat het hier gaat
om de positie van de gelovige in Christus Jezus, gaat het om ge-
lovigen die een hemelse positie hebben. In Efeziërs wordt vijf
keer gesproken over te midden van de hemelingen en dat is
niet voor niets natuurlijk. Bij Christus Jezus gaat het om Hij, die
verhoogd en verheerlijkt is aan Gods rechter(hand). De gelo-
vigen hebben in Hem ook die plaats! 

Woord vandaag

‘Het hele gedeelte 11-22 van Efeziërs 2 is lastig om goed te be-
grijpen. Ben benieuwd wat naar voren komt!’

Het stukje gaat kennelijk over de plaats van de gelovigen uit de
natiën ten opzichte van die uit Israël. Op grond van de plaats van
het volk Israël in het vlees hadden de gelovigen uit Israël als van-
zelf voorrang tegenover de gelovigen uit de natiën. Paulus drukt
dat in Romeinen uit met: eerst de Jood, en ook de Griek.
De algehele situatie van de natiën als geheel ten opzichte van
God en Christus wordt in vers 12 beschreven.

Ja, we hebben het gisteren gelezen. Duidelijk.’

Zij waren in die era zegt vers 12, los van Christus, vervreemd van
het burgerschap van Israël en gasten van de verbonden die bij de
belofte behoren, geen verwachting hebbend en zonder God in de
wereld.
Dat was hun situatie in het vlees. Geen andere tekst in de

Schrift spreekt dat zo duidelijk samenvattend uit.
De natiën hadden geen zicht op de Messias, de Gezalfde, die in
Tenach was aangekondigd. Israël wist dat wel. Toen er naar ge-
vraagd werd door Herodes, wisten de schriftgeleerden feilloos
dat Hij in Bethlehem geboren zou worden, de stad van David.

‘En ze waren ook zonder God in de wereld, geen verwachting,
vreemd aan het burgerschap van Israël.’

Allemaal duidelijke aanduidingen van de hopeloze situatie waarin
zij waren. Zoals eerder gezegd konden zij alleen via de priesters,
via Israël tot de God van Israël naderen. Er waren er die wel tot
geloof waren gekomen in Israëls Messias. Paulus en Barnabas wa-
ren op reis geweest en er waren heel wat gemeentes ontstaan.
Wat was hun plaats eigenlijk? Tot het schrijven van Efeziërs waren
zij ondergeschikt aan Israël. Efeziërs is een algemene rondzend-
brief, in feite niet echt aan Efeziërs alleen gericht, maar aan alle
gelovigen in Christus Jezus (Efeziërs 1:1). Dat wijst op hun plaats
met de verheerlijkte aan Gods rechter(hand)! Wij, anno 2014,
hebben ook die plaats met Hem! Wat een genade!

Woord vandaag

‘Het is toch zo, dat Israël zich verheven voelde boven de natiën?’

Zij waren bedoeld om licht voor de natiën te zijn, dat licht van de
Thora en de profeten aan de natiën op goede wijze te onderwij-
zen. Maar zij hielden zich meestal zelf niet aan de Thora. Daarom
gingen zij in ballingschap en zijn dat nu grotendeels nog steeds.
In vers 11 worden echter de natiën aangesproken en wordt hen
gezegd wat hun geestelijke situatie was.

‘De vorige era – eens. Dat is toch in de tijd van Handelingen?’

Ja, en de tijd daarvoor. Israël was bedoeld als leider van de na-
tiën en dat zijn ze in feite bijna niet geweest. Ze waren het wel
voor wat betreft de verbonden en de beloften die ze hadden
ontvangen van Ieue, maar konden die positie niet waar maken.
Dus in het vlees werd hun bevoorrechte plaats zichtbaar door
de besnijdenis. Zij werden voorhuid genoemd. De Joden gebrui-
ken vandaag de dag de uitdrukking gojim voor de natiën. Zij
beschouwen de natiën als zondaars (Galaten 2:15).

‘De situatie van de natiën was eigenlijk hopeloos, tenzij zij
zelf tot de God van Israël wilden naderen.’

Dat werden de proselieten in de tijd toen de Heer op aarde was.
In het verleden kon zowel de Israëliet als de vreemdeling die on-
der hen woonde, naderen tot Ieue door een offer te brengen bij
de Tabernakel of de Tempel. Later, toen het judaïsme ontstaan
was, moesten degenen die wilden naderen nog meer gebruiken
in acht nemen. Zij waren in die era zegt vers 12, los van Christus,
vervreemd van het burgerschap van Israël en gasten van de ver-
bonden die bij de belofte behoren, geen verwachting hebbend
en zonder God in de wereld.
Dat was hun situatie in het vlees.
Maar door de komst van de Heer Jezus op aarde en wat Hij deed,
was een enorme verandering tot stand gekomen! 

Woord vandaag

‘Vandaag gaan we aan Efeziërs 2:11-22 beginnen?’

Een uiterst belangrijk gedeelte, waarin de bijzondere plaats van het
lichaam van Christus naar voren komt. Eerst waren de leden –tijdens
Handelingen- duidelijk nog verdeeld in twee groepen. Gelovigen uit
Israël die Paulus volgden en gelovigen uit de natiën die door zijn
bediening geroepen waren. Er wordt terugverwezen naar een eer-
dere periode door de woorden eens en in die era. Dat gaat terug
naar de periode vóór Handelingen 28, vóór de gevangenschap van
Paulus in Rome.

‘Dat heeft te maken met het sluiten van de deur door Jesaja 6, dat
Paulus daar aanhaalt?’

Ja. Hij spreekt daar de profetie van Jesaja 6 uit over het afvallige
volk, gesymbolieerd door de leiders die hij daar ontmoet. Die kun-
nen niet geloven omdat zij met blindheid geslagen zijn. Vader werk-
te dat zo uit. We lezen dat ook in Romeinen 9-11, dat zij blind zijn
om ons. Slechts enkelen konden aanvaarden dat Jezus hun Messias
is en konden ook verder Paulus volgen.

‘En dat in vlees heeft er ook mee te maken?’

Zeker. Efeziërs 2:11,12 laat de situatie zien van Israël en de natiën
in het vlees:

Herinnert je daarom, dat jullie eens, jullie, de natiën in het vlees,
die de voorhuid worden genoemd door de zo genoemde besnijde-
nis, die aan het vlees met de hand verricht is
     Efeziërs 2:11

Laat dit vers eens goed doordringen. Het draait om twee groepen
waarin de mensheid verdeeld was als gevolg van de besnijdenis.
De letterlijke besnijdenis die in het vlees gebeurde door de hand
van de besnijder (de Mohel bij de Joden nu). Dat scheidde het volk
Israël af van de rest van de mensheid. Het plaatste hen hoger door
het verbond met Abraham wat daar alles mee te maken heeft.
Die geestelijk hogere plaats had alles te maken met het Woord
van God (de Tenach, OT), dat als Gods licht onder hen straalde!  

Woord vandaag

‘Wat een uitzicht. Efeziërs geeft werkelijk vergezichten!’

De hoogste geestelijke onthullingen worden in Efeziërs bekendge-
maakt. Voor velen blijkt dit buiten hun gezichtsveld te vallen.
Juist daarom extra inspanning om zoveel mogelijk van de woorden
van het geloof en de uitstekende leer tot ons te nemen. Dat doe je
als je je intens met deze brief bezighoudt. Dan wordt het duidelijk
hoe het zit met Israël, de gemeente en de rest van de mensheid.
Wij mogen nu al wandelen in de goede werken, die Vader tevoren
gereedgemaakt heeft. Straks volkomen in en met Christus Jezus.

‘We weten echt al heel wat meer dan veel anderen.’

Geen reden om je daardoor boven anderen te verheffen. We heb-
ben zeer veel geestelijke zegen ontvangen. Iets anders dan dat is
er voor ons niet. Aardse zegen is voor Israël weggelegd, dadelijk
in de 1000 jaren en daarna op de nieuwe aarde. Ook dan zullen
wij bezig zijn in de goede werken die Vader tevoren klaarlegde.
Een bijzondere bediening die wij zullen meemaken te midden van
de hemelingen.

‘De geestelijke rijkdom is bijzonder groot.’

Nou en of. Goed om gedeelten als Efeziërs te blijven lezen en te
herlezen. Daardoor word je dankbaar, steeds weer. Zoveel wat wij
van de Vader mogen ontvangen. Hij maakt ons rijk, blij en geluk-
kig. Steeds te mogen staan in Zijn genade is het beste wat er is.
Veel mensen jagen –geluk-op-de-korte-termijn- na. Op de lange
termijn kan alleen evangelie een mens blij houden. Ongelooflijke
heerlijkheid wacht de gelovigen als de bazuin heeft geklonken en
wij Hem zijn!