‘Hoe is het mogelijk, dat wij zo veel zegeningen ontvangen!’
Het houdt niet op in Efeziërs 1. De vierde zegen die wij hebben ontvangen, is
dat wij hebben de vergeving van de krenkingen. Dat is weer iets ongelooflijks
als je er goed over nadenkt. Een krenking is iets waarmee wij op het hart van
God trappen, om het zo maar te zeggen. God, onze Vader, vergeeft dat. Het
woord hebben wijst daarop. Wat een genade!
‘We zijn groots gezegend zonder onze inspanning.’
Nou en of. Vader heeft ons eigenlijk al van vóór de eonen zo rijk gemaakt. We
kunnen dat nauwelijks bevatten. Alleen door de geest van wijsheid en onthul-
ling gaan we iets van die heerlijkheid verstaan. Gelukkig is ons leven, als wij er
iets van begrijpen en ons hart erdoor bewogen wordt. Wij hoeven zelfs geen
vergeving te vragen aan Vader. Wij hebben die vergeving al. Dat zet ons extra
ertoe aan –door Zijn geest- Hem niet te willen krenken.
‘We kunnen eigenlijk niets doen om bij Hem uit de gratie te raken?’
Zo is het. Maar we hoeven het niet steeds weer te verdienen om bij Hem in
de gratie te blijven. We leven in Zijn genade en kunnen dan ook nooit buiten
Zijn genegenheid raken. Paulus vult aan met:
in overeenstemming met de rijkdom van Zijn genade
Zowel de vrijkoping door Zijn bloed als de vergeving van de krenkingen
hebben wij, en daarom voegt Paulus dat eraan toe. Het is in de sfeer van
Efeziërs niet alleen Zijn genade, maar de rijkdom van Zijn genade. De in
Romeinen verkondigde genade was al erg veel, maar in Efeziërs komt er
voor de leden van het lichaam van Christus nog meer bij.
Vandaar: de rijkdom van Zijn genade!