‘Wat groots, dat Efeze-geheimenis.’
Efeze is de brief van de heerlijkheid van God. We lezen over de Vader van de
heerlijkheid, over de rijkdom van Zijn (de Vader) heerlijkheid. Het gaat bij
ons om de heerlijkheid van Zijn genade en wij zijn tot lofprijs van Zijn heer-
lijkheid en wij zijn verzegeld met de heilige geest van de belofte tot lofprijs
van Zijn heerlijkheid. Allemaal superlatieven. Het gaat boven al het andere
uit. We hadden geen aanspraak op iets, ooit.
‘Ongelooflijk, dat Vader ons riep en op het oog had.’
En we lezen over de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotgenieting te
midden van de heiligen. Het is zo groots en veel aan heerlijkheid. De top
van alles wordt hier in Efeziërs bereikt. Geen andere brief zal ons zo hoog
voeren als deze. God zij dank, we mogen er iets van bevatten en verstaan.
Dat is ook een rijk genade-geschenk. We hebben erg veel ontvangen, om
niet. Het mooie van genade is, dat je er niets voor terug kunt doen.
Als God ons inzet in Zijn dienst, dan geeft Hij ons ook daar genade voor.
‘Ja, zo bekeken is alles genade, niets van onszelf.’
Dat is ook zo. We hebben alles van onze hemelse Vader ontvangen. Geen
ander evangelie maakt dat zo duidelijk. De superieure geestelijke zegen in
Christus is door niemand verdiend. Genade in optima forma. Als je terug-
keert onder de Thora of andere eerste beginselen van deze wereld, dan
draai je de klok heel ver terug. Naar het oude. Je verliest dan het nieuwe
(de nieuwe schepping zelfs) uit het oog. Laten wij God blijven danken voor
Zijn onuitsprekelijk geschenk!