Woord vandaag

‘Er waren in Paulus’ dagen toch ook veel discussies over de wet en dergelijke?’

Ja. Daarom schrijft hij ook over die dingen aan zijn geestelijke zoon Timotheüs,
dat hij in Efeze zou blijven om zekere (mensen) de aanwijzing te geven geen
andersoortig(e leer) te leren, noch op mythen en eindeloze geslachtsregisters
acht te geven. Die leveren niets op dan slechts strijdvragen. Het zou echter
gaan om opbouw of het beheer van het geloof.

‘Waar kunnen we aan denken als het gaat om mythen?’

Als we hier het tekstverband bekijken, komen we uit bij Joodse mythen, hoewel
er in die tijd ook allerlei Griekse mythologie was. Maar als mensen dat losgela-
ten hadden, konden ze alsnog uitkomen bij de Joodse mythen en verdichtsels.
En in een verdichtsel wordt de waarheid van de Schrift verdicht, oftewel dicht
gedaan of afgesloten en men stelt er een Joods verhaal voor in de plaats. Zo
was er bijvoorbeeld de zogeheten ‘Abrahamlegende’ waaraan de Heer Jezus
refereert, als Hij spreekt in een deel van een grote gelijkenis (parabel) over de
rijke man en Lazarus.

‘Waren er heel wat van die mythen en verdichtsels in die tijd?’

Nou en of! Zeker als het om het hiernamaals ging. Men meent altijd dat de
Joden zich vooral bezig hielden met het hier en nu, de aardse leefomstandig-
heden en hoe daarmee om te gaan in de praktijk, maar er waren niettemin
allerlei verhalen in omloop over wat er zou gebeuren met de ziel van de mens
als hij sterft. Men leerde daar onschriftuurlijke dingen over.
Overigens blijkt uit 1 Timotheüs 1:6,7 dat er sommigen waren, die afweken en
zich gekeerd hadden naar en zelf meededen aan ijdel (leeg) spreken.

‘Waar gaat het dan om?’

Wel, als wij het vervolg lezen, dan staat daar, dat het gaat om sommigen die
leraars van de wet willen zijn, maar die niet begrijpen wat zij zeggen of waar
zij over spreken. Paulus wist maar al te goed, dat de wet wettig gebruikt
moest worden en niet op rechtvaardigen gelegd, maar ten opzichte van de
onrechtvaardigen een functie heeft. Maar dat betekent nog niet, dat een ge-
lovige de wet op de ongelovigen zou leggen! Dat zou dwaas zijn! De gelovige
spreekt evangelie eventueel –bij gelegenheid- naar de ongelovigen, want
dat is Gods kracht tot redding voor eenieder die gelooft, uit geloof tot geloof,
want de rechtvaardige zal uit geloof leven
!

 

Woord vandaag

‘Wanneer kwam Abraham onder de wet?’

Die is nooit onder de wet geweest. Veel gelovigen voor en na hem evenmin.
De wet kwam pas 430 jaar ná de belofte die God aan Abraham met een eed
zwoer. Abraham leefde dus niet onder de wet, maar onder de beloften! En
in feite dus onder genade. En dan nog niet eens de genade die wij ontvangen
hebben: de overstijgende rijkdom van Gods genade in Christus Jezus.

‘De wet is dus nooit voor Abraham bedoeld?’

Nee, de wet werd alleen op het volk Israël gelegd, en dat slechts tijdelijk.
Voor de Joden was het de tuchtmeester (pedagoog), kind-geleider tot op
Christus. Toen het geloof kwam, bleken zij niet langer onder die kind-gelei-
der te staan. Belangrijk punt weer, in Galaten 3. Het gaat bij Paulus steeds
om leven door geloof en genade en uitdrukkelijk niet om het volbrengen van
de Thora van Mozes. Dat is vreemd, als het gaat om het evangelie.

‘Na zijn ommekeer predikte Paulus niet meer de wet?’

Hij sprak alleen evangelie, juist tegen pure heidenen (geen proselieten) sprak
hij het evangelie van hun redding en niet de wet, niet de Thora. Hij sprak het
evangelie van Christus’ genade, en niet hoe Christus zich aan de Thora had ge-
houden of iets dergelijks. Evenmin legde Paulus de Thora op de gelovigen als
leefregel. Niets daarvan. Hij predikte genade voor allen te allen tijde. Voor
de ongelovige geldt: God is genadig, voor de gelovige is het precies hetzelfde.

‘Bij Paulus dus geen beklemmende zaken?’

Nee, bij Paulus kom je niet in de klem. Daar kom je juist uit als je zijn evangelie
gaat volgen. Mensen worden in religieuze en godsdienstige groepen in het al-
gemeen onder wet gebracht. Zij worden klem gezet, zonder het zelf te beseffen.
Het evangelie van genade bevrijdt van al dat soort voetangels en klemmen.
Leraars van de wet zetten je klem, in de wet of in hun eigen regels, en mees-
tal gaat dat gelijk op.
Staat dan in de vrijheid waarmee Christus jullie vrijmaakt en laat je niet weer
een slavenjuk opleggen!

Woord vandaag

‘Wat is nu de diepste reden dat wij nooit onder de wet van Mozes kunnen
leven?’

Waar we gisteren mee eindigden. Galaten 2:19 zegt het. Paulus wist zich
door de wet voor de wet gestorven opdat hij voor God zou leven. Daarom
geldt dat voor ieder mens. Met Christus, die door de wettischen ter dood
veroordeeld was omdat Hij –zo dachten zij- de wet op de lastering had over-
treden. En dus moest Hij –in overeenstemming met de wet- sterven, gedood
worden. Met Hem ging heel de oude mensheid het graf in.

‘Dat is duidelijk. Geestelijk ligt het dus zo, dat alle mensen voor God dood
zijn?’

Indien Eén voor allen stierf, zijn zij allen gestorven. Die hele oude mensheid
is dood voor de wet. Want de wet regeert over de mens zolang als de mens
leeft. De wet was in feite een bediening van veroordeling, ter dood wel te
verstaan. En nu heeft de wet zijn werk gedaan: Christus zelf is door de wet
voor de wet gestorven om voor God te leven. Dat geldt nu voor allen die in
Christus Jezus zijn. Vandaar dat Paulus dat schrijft in Galaten 2:19.

‘Het punt is dus: nu de oude mens stierf, regeert de wet niet langer over de
mens, want dat gold alleen voor levenden?’

Precies. De vrouw in Romeinen 7 is Israël. Zij was door de wet aan haar man
(Ieue – Jahweh) verbonden (het oude verbond van de letter). Nu de Man
stierf, is zij vrij van de wet van de man. Dan trekt Romeinen 7 de vergelijking
door en blijken wij door het lichaam van Christus te zijn gedood en dat voor
de wet, om van Iemand anders te worden: van Hem, die opgewekt is uit de
doden! En dat is om vrucht te kunnen dragen voor God. Dat kon dus onder
de wet niet, maar pas nadat de mens gestorven, begraven en opgewekt is!

Woord vandaag

‘Zeg, die zogenaamde Noachitische geboden, wat is daar de strekking
van?’

Volgens zekere Joodse tradities zouden deze wetten voor de volkeren
gelden, ze komen uit de Thora:

Verbod op: afgodendienst, godslastering, moord, bloedschande, dief-
stal, lidmaat van een levend dier afsnijden en gebod van rechtspraak.

Volgens het Jodendom zouden de volkeren daaronder moeten leven.
Het is een door hen bepaalde afleiding uit de wet en het doet in de oren
klinken als Jakobus (hoewel die wel geloofde in de Heer Jezus Christus en
het Jodendom niet) in Handelingen15. Dat waren de zogenaamde ‘inzet-
tingen’, die in Kolossenzen 2:14,15 aan het kruis genageld bleken te zijn.

‘Sinds het kruis en de opstanding van Christus geldt iets anders?’

Ja. De wet regeert niet langer. Daarvoor in de plaats regeert genade. Dat
geldt ook voor de zogeheten ‘Noachitische geboden’. Degene die dat wil
leren is geen leraar van de wet, want hij weet niet wat hij leert. De Ro-
meinenbrief leert, dat de genade regeert en overstroomt in deze bijzon-
dere tijd. Het Judaïsme is niet meer dan een van de religies die op aarde
te vinden zijn.

‘Dus de genade regeert, en daar zijn we blij mee!’

Degenen, die gelovigen vandaag onder de wet willen brengen, zijn zelf
misleid in een verkeerd denken. Zij zijn gevangen in de valstrik van de
tegenstander. Deze is wel heel tricky, want de wet, de 10 woorden staan
in de bijbel en werden aan Israël als volk gegeven. Niet eens aan de ande-
re volkeren. Daarmee zie je, hoe onlogisch het is, als mensen uit de natiën
die de wet nooit hadden ontvangen, nadat ze wel tot geloof zijn gekomen
alsnog de wet opgelegd krijgen.

‘Ja, heel onlogisch want wij zijn met Christus gestorven en daarmee dood
voor de wet.’

Dat is wat zowel Galaten als Romeinen onomwonden leren. Een geweldige
ommekeer in je leven. Je wordt je bewust van deze unieke feiten: gezamen-
lijk met Christus gekruisigd, gestorven, begraven, opgewekt en levendge-
maakt! Daarmee dood voor de zonde, voor de wereld en voor de wet.
Galaten 2 zegt het heel mooi:

Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven

Woord vandaag

‘En wat is de andere wet waar je het over had?’

Dat is wat de natiën geldt, zij hebben nooit de wet via Mozes gekregen,
want die gold alleen voor het volk Israël. Binnen het Jodendom heeft
men 
voor de natiën bepaald, dat voor hen de zogeheten Noachitische
geboden  
zouden gelden, maar daarover zullen we het binnenkort heb-
ben. 
In feite luisteren we dan weer naar Romeinen, waar in hoofdstuk
2 gezegd 
wordt, dat de natiën in feite zichzelf tot wet zijn.

‘En wat wordt daar precies mee bedoeld?’

Romeinen 2:16 wijst op het geweten.

Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat
de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet.
Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart.
Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling
beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.


De wet van Mozes werkte veroordelend op degenen aan wie die wet

gegeven was. Zij hadden namelijk geen kracht om die te vervullen.
Dat geldt net zo voor het geweten dat aan de natiën gegeven was.
Zij hadden ook het vermogen niet om altijd aan de aansporingen van
dat geweten te voldoen. In het gericht van de grote witte troon zal
dat geweten voor hen net zo werken als de wet.

‘Dat wat je aan licht hebt ontvangen, zal dan mede bepalend zijn?’

Degenen die de wet dan wel de bijbel kennen, zullen mede door dat
licht veroordeeld worden. Denk daarbij aan mensen die opgroeiden
in het Jodendom of in het christendom. Aan de andere kant zijn daar
de mensen die nooit het licht van Gods woord hebben gekend. Zij zul-
len dus mede door hun geweten veroordeeld worden bij de grote wit-
te troon.

‘Maar wij wandelen niet bij wat ons geweten ons meldt?’

Wij wandelen door geloof. Wij wandelen door de kracht die wij door
Gods genade hebben ontvangen. Wij luisteren niet zozeer naar ons
geweten, dat is slechts klein licht vergeleken bij de genade die ons voor-
gehouden wordt in het evangelie van de voorhuid. Het licht dat Gods
grootste genade geeft gaat ver uit boven wat door Mozes op Sinaï ge-
geven werd. Het geeft ons kracht om boven de standaard van het ge-
weten of de donder en bliksem van de wet van Mozes uit te leven!