Woord vandaag

‘Machtig, wat een heerlijke toekomstverwachting hebben wij, en hoe bijzonder!’

Nou, het is iets, dat Israël niet verwacht en heel veel gelovigen vandaag evenmin.
Of men gelooft vaag, dat men ‘na het sterven naar de hemel gaat’ of iets dergelijks.
En als je daarop door zou vragen, komt men met allerlei beelden van de situatie
van Israël in de 1000 jaar op aarde en/of op de nieuwe aarde. Zwaaien met palmtak-
ken en dergelijke. Maar in de hemel groeien geen palmbomen. Onze heerlijke toe-
komstverwachting is boven in de hemelse regionen te midden van de hemelingen.
Onze redding, die wij hoorden in het evangelie van onze redding (Efeziërs 1:13,14),
is in genade, door geloof, niet uit jullie zelf, het is Gods naderingsgave. Wat een
ongelooflijke heerlijkheid aan genade! Wij wéten ook het volgende punt dat hier
opgesomd wordt: niet uit werken. Niet uit werken van de wet, dat klinkt uitgebreid
in Romeinen en Galaten. Maar hier nog breder: niet uit werken. De mens kan ab-
soluut geen enkele inspanning verrichten om de redding van God te verkrijgen. Het
zou een lelijke vlek geven op de zuivere genade van God, die als een diamant in de-
ze brief schittert. Het vlees van de mens wil graag werken en voelt zich daar heel
goed bij. Maar hier gaat het niet om ‘een goed gevoel’, hoe populair dat bij som-
mige gelovigen vandaag de dag ook is.

‘Dat is waar, je hoort goed gevoel onder steeds meer evangelische christenen.’

Het niet uit werken is de logische consequentie van de genade van God. Dat sluit de
werken van de mens uit. Ook nadat hij zich bewust is gered te zijn. Zodra de geredde
mens zelf graag ‘aan de slag wil’ of ‘zich erg wil inspannen voor de Heer’, en meer van
dat soort uitspraken, kun je op je hoede zijn, want doorgaans zit daar vroom vlees ach-
ter. En de bijbehorende roem in eigen of andermans kunnen. Men wil graag de eigen
bedachte werken gaan doen en zo het evangelie ‘handen en voeten geven’. Daarmee
is niet gezegd dat je op een stoel kan gaan zitten en niets meer hoeft te doen. Het leven
van Paulus is daar een getuigenis van. Hij had meer gearbeid dan de apostelen van de
besnijdenis samen, maar niet Paulus, maar de genade van God die met hem was. Het
ging voortaan niet in eigen kracht, maar in Zijn kracht.

‘Het is wel scherp gesteld zo. Maar wel waar, velen vergeten de genade waarin ze
gered zijn zo snel.’

Men gaat dan na verloop van tijd over in een meer wettische levensstijl, in plaats van
in de praktijk  te blijven bij de genade van God. Soms hoor je een ‘opdracht’ aan het
einde van de verkondiging, want theologen en voorgangers vinden, dat de hoorder
aangezet moet worden tot een bepaalde actie, of een bepaald gedrag. Dat is te sturend.
Men zou het Woord zelf het werk laten doen in de gelovige en niet de luisteraar een
bepaalde gedragscode opdringen of opleggen. Zo was Paulus ook niet bezig.
Werkelijke opbouw zit in het prediken en verkondigen van het Woord van de waarheid
en niet de gedachten of conclusies van degene die spreekt of de Bijbelstudie geeft.
God is heel goed in staat door Zijn woord duidelijk te maken hoe het zit met Zijn genade
en Hij kan zelf in het hart van de gelovige duidelijk maken hoe het verder moet. En wat
dat hart nodig heeft, geeft Hij zelf – door Zijn woord. Dan is en blijft het Zijn heerlijk-
heid,
Zijn werk, en dus: Zijn genade! 

Woord vandaag

‘Weet je, ik ben er heel blij mee, dat ik geen echte vrije wil heb, het is veel beter
je te laten bepalen door Gods woord!’

Dat is waar het allemaal om draait. Zijn woord. De redding die wij ontvangen, is
geheel en al in genade en door geloof. Dit is Gods manier om onze genegenheid
te winnen. God geeft zelf alles (naderingsgave, Hebreeuws: korban, zie Leviticus
1:2), zodat wij vrije toegang tot Hem hebben, Hem kunnen naderen. Normaal ge-
sproken moest in Israël een offeraar naderen (korban) met een offer. Dat werd
bij de priester gebracht en die offerde namens de offeraar. Alleen de hogepriester
mocht één keer per echt tot Jahweh naderen in het heilige der heiligen op grote
verzoendag. Nu is in Christus de wereld met God verzoend. Ieder, die gered is in
genade door het geloof van Christus Jezus, kan God, de Vader, vrij naderen. Dát
is de diepe betekenis van ‘Gods naderingsgave’ in Efeziërs 2:8,9. Niet de mens als
offeraar brengt het offer; nee, God zelf heeft voorzien in de naderingsgave! Niet de
mens moest Hem met een geschenk benaderen, God naderde de mens door Zijn
geschenk! En zorgde er zo voor dat die mens vrije, onbelemmerde toegang tot Hem
heeft.

‘Tsjonge, wat is dat geweldig zeg. Dat God zó is!’

Ja, we zijn hier in een wel bijzonder rijk gedeelte van deze rijke brief beland. Gods
hart staat wijd open voor de mensen. Zijn Zoon heeft alles volbracht. Toen de drie
uren dikke duisternis op Golgotha voorbij waren, riep Hij uit: ‘het is volbracht’! En
toen was het werk gedaan. Nu kon Hij in vol geloof en overgave zich in de dood be-
geven, omdat Hij absoluut zeker wist, dat Vader Hem zou opwekken uit de dood en
uit de doden op de derde dag. Dat was in talloze typen al aangegeven en het stond
ook profetisch in onder andere de Psalmen. Wat een heerlijkheid is na dat lijden ge-
komen! Dat vinden wij volop bij de apostelen terug in wat zij spraken en schreven.
De diepste en meest rijke onthullingen over de redding van alle mensen en alle he-
melse machten en krachten lees je bij Paulus in zijn brieven.

‘We zijn rijk gezegend in en door God!’

Nou en of. En dat niet alleen, Hij betoont en schenkt ons de overstijgende rijkdom
van Zijn genade, opdat Hij die ook door ons heen kan tentoon kan spreiden te mid-
den van de hemelingen. Dat is Zijn bedoeling met ons. We kunnen nu al deze genade
uitleven, en Hij geeft dat. Maar uiteindelijk gaat het hierom: wij – de leden van het
lichaam van Christus – zullen te midden van de hemelingen zijn in de komende eo-
nen. Daar zullen wij door Hem gebruikt worden om al die hemelingen de verzoening
vanuit God bekend te maken en hen zo tot onderschikking aan Christus Jezus te
brengen. En zo vullen wij aan (als Zijn complement) wat ontbrak aan het geheime-
nis van Christus: de verlossing en verzoening en onderschikking van de hemelen,
dat wil zeggen: van degenen die in de hemelen verblijven! 

Woord vandaag

‘Wat een bediening krijgen wij van Vader. Nu al, maar straks in levende lijve.’

Ja. Het bijzondere van de gemeente die Zijn lichaam is, is dat nu al de veelvul-
dige wijsheid van God door dat lichaam aan de hemelse machten en krachten
wordt bekendgemaakt. Aan de soevereiniteiten en gevolmachtigden te mid-
den van de hemelingen (Efeziërs 3:10).
Ongelooflijk, als je dat beseft. We zijn een schouwspel. Dat zegt de apostel
in 1 Corinthiërs 4. De boodschappers zien dat en brengen dat over aan die
hogere machten in de hemelen. Zij zijn waarschijnlijk zeer verwonderd over
hoe dat werkt, dat mensen die er niks van bakten in hun leven, door God ge-
roepen worden om bij dat lichaam van gelovigen in Christus Jezus te gaan ge-
voegd te worden.
Het volgende wat het vers Efeziërs 2:8 zegt, is: ….’niet uit jullie zelf’; na alles
wat al gezegd is en al de genade die de gelovigen hebben ontvangen in dit
goede nieuws, is dit voor de gelovigen helder. Althans, voor heel wat gelovi-
blijkt dit nog niet helemaal duidelijk, Zij denken, dat het ging om hun geloof.
Maar het gaat volgens Romeinen 3 en Galaten 2:16,17 om het geloof van
Christus Jezus.

‘We hebben echt niets van onszelf, alles is van en door Hem.’

Ja, we hebben geen enkele bijdrage kunnen leveren aan onze redding. Hij
zocht ons op, in Zijn liefde. Hij trok ons uit de duisternis en deed het licht aan
in ons hart. Het is in genade, door geloof. En dus: niet uit jullie zelf. Alles is uit-
eindelijk uit God (Romeinen 11:36). Daarom kan een gelovige nooit zeggen dat
hij of zij dit of dat deed om gered te kunnen worden. De geest van weerspan-
nigheid werkte in jou en mij, totdat God evangelie in ons leven bracht en wij
door de heilige geest ‘ja’ zeiden tegen God en Christus Jezus. Dat was dus niet
uit onszelf, het was God zelf die dat in ons bewerkte.

‘We hebben dus geen vrije wil waardoor wij konden kiezen?’

Nee, onmogelijk. De gedachte van een vrije wil is een spookbeeld dat het den-
ken van de mens en van veel theologie heeft doordrenkt. Het zet de mens op
een voetstuk, alsof de mens autonoom, zelfstandig, zonder invloed van buiten-
af kan beslissen over zijn of haar lot. Dat is een denkbeeld dat zo vreemd is aan
de Schrift, dat we er maar weer snel over op moeten houden.
God is het, die naar Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in ons
werkt. Het is niet anders. Dat maakt ons niet tot robotten, de mens heeft tot op
zekere hoogte wel een eigen wil (de uitdrukking ‘eigen wil’ komt waarschijnlijk
in de Schrift niet voor). Maar die wil van de mens wordt –zonder dat hij het zelf
beseft- bepaald door factoren als: geboorte-opvoeding-familie-plaats waar je
opgroeit-erfelijke eigenschappen, et cetera.
Daarom kan de redding nooit uit jullie zelf zijn. Het is zuivere genade van God!

Woord vandaag

‘Wat een bijzondere genade hebben wij ontvangen!’

Ja, het is in genade dat wij geredden zijn. Het volgende dat komt, is: door geloof.
Vanuit Romeinen is dat het geloof van Jezus Christus. En God heeft ons ook ge-
loof geschonken. Geloof van Hem, dat is de basis van onze redding. Door Zijn
geloof zijn wij gerechtvaardigd. En het draait om de vrijkoping in Christus Jezus.
Het was Zijn geloof, dat Hem deed wandelen op de weg die Vader voor Hem be-
paald had. En om de vreugde die Hem voorgesteld was heeft Hij het kruis verdra-
gen en de schande niet geacht. Dat was alles met het oog op het grote reddings-
plan van God. En daar zijn wij ook voor uitgekozen, om mee te werken aan de
onderschikking van de hemelse machten en krachten. Wat een bediening! De
machten, die nu regeringen en allerlei belangrijke, invloedrijke mensen aan-
sturen zullen wij tot onderschikking aan de Zoon van God mogen brengen.

‘Dat is niet iets wat je kunt bedenken, daar is geloof voor nodig.’

Ach, andere mensen en andere gelovigen zullen dit niet kunnen aanvaarden,
men vindt het: ‘te ver van de wereld’ of men zegt: ‘ik lees het anders’ of men
vindt: ‘ik geloof niet in een hemelse bediening’. Al dit soort meningen wordt
niet verder gebaseerd op de Schrift. Men toont niet aan, dat men de mening
die geventileerd wordt, baseert op concrete teksten uit de Schrift zelf. Of men
trekt het koninkrijkevangelie door en vergeet Paulus’ brieven. Dan kom je
niet bij de hemelen uit, maar je blijft op aarde. Maar God gaat niet doen wat
wij denken of beredeneren, Hij doet wat Hij zegt en vervult alle beloften.
Dat is betrouwbaar! En Hij zal ons vaste vertrouwen in de woorden van het
geloof en de uitstekende leer niet beschamen.

‘Wij geloven dat Hij 1 Thessalonicenzen 4:13-18 vervult vóór de verontwaar-
diging van Hem komt.’

Dat is wat Hij gaat doen. Wij werken zelf niet om onze redding te garanderen.
Die ligt helemaal vast in Hem, die ons liefheeft. Wat een blijde boodschap is
dat toch! We zijn bijzonder gezegend wanneer we dat nu al geloven.
Gezegend ben je, met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen
in Christus!
Wij wandelen elke dag dan ook door geloof, niet door wat wij om ons heen
zien. Wij weten door geloof, dat dat voorbijgaat. En snel ook. De vijandige
machten, de geestelijke boosheden in de lucht, zij verzamelen al hun krach-
ten om de wetteloze te gaan ondersteunen in zijn weg naar wereldmacht. De
antichrist komt. En wij zullen daarvoor, precies op tijd, weggerukt worden,
want wij moeten dan gereedgemaakt worden voor onze bediening, die zich
boven af zal spelen!            

Woord vandaag

‘We mogen iets van de rijkdom van Zijn genade beseffen, als we Efeziërs lezen.’

Nou, het is heel veel, wat God ons geeft. Het is alles van Hem en niets van ons-
zelf. We weten ons gered, en dat is: in genade – door geloof – niet uit jullie zelf –
Gods naderingsgave – niet uit werken – niemand heeft roem. Dit zegt Efeziërs
2:8,9 ons. Het sluit alles wat van de mens ingebracht zou kunnen worden, uit.
Opnieuw raak je onder de indruk, dat heel het handelen van God uit gebeurt
en dat God zelf alles bewerkt (Efeziërs 1:11).
Allereerst wordt in deze verzen opgemerkt, dat het in genade is, dat wij gered-
den zijn. Het is zuivere genade van God, die al het werken van de mens uitsluit.
Als je leest, zou je zelfs kunnen vertalen: voor genade, en dan wordt het nog
dieper van betekenis, want dan wijst het op de genade-bediening te midden
van de hemelingen zoals die in Efeziërs 2:6,7 genoemd wordt.

‘In genade geredden zegt toch iets over onze geestelijke leefomgeving?’

Zeker, wij halen vrij adem in Zijn genade. Zoals de apostel naar de afwijkende
Galaten opmerkt, dat zij in wet gerechtvaardigd (willen) worden (Galaten 5:4),
waarbij hij in één adem zegt, dat zij daarmee (in de praktijk!) uit de genade
vallen
. En in een wettisch klimaat kun je niet geestelijk vrij ademhalen. Je
bent
 dan gebonden, in slavernij gebracht (eventueel door valse broeders,
Galaten 2:4).


Als je zo leeft als gelovige, ben je zwak in het geloof.


Zoals het niet langer uit genade is als het uit werken zou zijn; beiden sluiten el-

kaar uit (Romeinen 11:6). Dat is hetzelfde principe.
Maar hier gaat het om in of voor genade geredden, dat zijn wij. Een bijzondere
betekenis als we dit lezen binnen het tekstverband van Efeziërs 2:1-10, dat uit-
legt wat het tweede aspect van het Efeze-geheimenis is, dat met Christus Jezus
te maken heeft. Het is vast voedsel wat wij tot ons nemen, als wij nadenken
over deze dingen, die spreken van de verheerlijkte Zoon van God aan Gods rech-
terhand, te midden van de hemelingen. Daar is onze positie, gezamenlijk met
Hem.
 En dat kan alleen in of voor genade zijn!

‘En dat beleven wij nu op aarde – in de geest – en straks met ons verheerlijkt li-
chaam boven, voor de hemelse machten en krachten!’

We horen er eigenlijk niet meer bij, hier op aarde. Hoe wij ook benadrukken, dat
wij niet van maar wel in de wereld zijn, niettemin worden wij uit deze tegenwoor-
dige boze eon getrokken (Galaten 1:4) en voelen ons vreemdelingen. Hoe wij ook
benadrukken, dat wij dagelijks ‘met onze voeten in de klei staan’ en meer van dat
soort uitdrukkingen, wij horen er eigenlijk niet (meer) bij. God heeft aan ons ken-
baar gemaakt en maakt aan ons duidelijk, dat wij van Hem zijn en dat Hij ons be-
doelt voor een bediening niet op aarde, maar boven met Christus Jezus. Dat maakt
ons niet wereldvreemd, maar wij beseffen, hoe de geest van weerspannigheid
werkt in de mensen en hoe zij in duisternis ronddwalen en in feite geen stap verder
komen. De Prediker constateerde dat al – soms zelfs wat cynisch – en voor ons,
die zo de liefde van God mogen beseffen, zou het leiden tot een mededogen voor
die mensen die wij dagelijks ontmoeten.
Zo kunnen wij wandelen in genade gered, met een machtige toekomst voor ogen!