‘Dat van Cornelius, nooit zo begrepen dat hij een proseliet was.’
Wat daar gebeurde was helemaal logisch naar aanleiding van de
zendingsopdracht die de apostelen hadden gekregen in Hande-
lingen 1:8. Zij gaan naar het uiterste van het land. Petrus is sleu-
teldrager sinds Mattheüs 16:18,19, van het koninkrijk van de
hemelen, waarover uitvoeriger gesproken op onlangs gehouden
Bijbelstudies. Cornelius krijgt dus met anderen uit de heidenen
toegang tot dat aardse koninkrijk.
‘De belofte van de geest was voor alle vlees, staat in Joël.’
Via Israël naar de heidenvolkeren inderdaad. Petrus in Caesarea
is een prachtig type van wat het hele volk zal doen, straks in het
koninkrijk van de hemelen, namelijk alle volkeren tot discipelen
maken. Hij predikte, helemaal in de lijn van het koninkrijksevan-
gelie, vergeving van zonden. Dat is niet rechtvaardiging door het
geloof van Jezus Christus, wat Paulus later verkondigde. Petrus
opent hier de deur naar het koninkrijk op aarde.
‘Ja, vergeving van zonden kan toch op teruggekomen worden?’
Zeker, kijk maar naar de gelijkenis van de man die 10000 talenten
aan een zekere koning verschuldigd was (Mattheüs 18:24). Zijn
schuld werd hem kwijtgescholden en op zijn beurt deed hij dat
niet tegenover iemand die hem veel minder schuldig was. Daar-
na kwam dat ter ore van de koning en hij moest gepijnigd worden
totdat hij betaald zou hebben al wat hij hem schuldig was.
En dat het hier om vergeving gaat, blijkt uit de vraagstelling en
wat de Heer achteraf als les zegt (Mattheüs 18:21,22,35).
‘Waar gaat deze gelijkenis dan eigenlijk over?’
Over Israël, dat in Handelingen als volk niet kon accepteren, dat
ook de heidenen erbij zouden horen, dat ook die vergeving zou-
den ontvangen. De koning is natuurlijk de Heer zelf en de slaaf
die veel kwijtgescholden (vergeven) was, is Israël. Zij gaan in bal-
lingschap na Handelingen 28, waar Paulus de profetie van Jesaja
6 op het volk toepast. Zij hadden het koninkrijksevangelie, dat
door de heilige geest gepredikt was, afgewezen. Dat bedoelt de
Heer met : gepijnigd tot alles betaald is.