‘Mooi type van de Heer, die David, waar het zondag over ging!’
David was zich bewust van wie God is. Hij kende Hem als zijn Schepper
en Redder, hoewel hij niets heeft kunnen weten van het kruis en de ge-
volgen daarvan. Maar Hij kende Ieue (Jahweh) wel als degene, die hem
vasthield en bij Wie hij terecht kon in moeilijke situaties. Hij kwam best
regelmatig in grote problemen, ook door zijn eigen familie. God heeft
hem nooit laten vallen. David wist in geloof dat hij het bij Ieue moest
zoeken, die liet hem niet los!
‘En zo leefde de Heer ook?’
Ja, ook de Heer was een gelovige. We lezen bij Paulus over het geloof
van Jezus, het geloof van Christus, het geloof van Jezus Christus. Dat is
de grond van onze rechtvaardiging. De Heer zag op tegen het kruis en
alles wat dat voor Hem zou betekenen. Maar Hij keek in geloof naar
wat ging komen. Hij wist zeker dat Vader Hem zou opwekken uit de
dood en tussen de doden uit. Op de derde dag en Vader deed dat ook.
‘Getuigde David profetisch van de opstanding van Christus?’
Zeker weten. In Psalm 16 in elk geval, want dat paste Petrus door de
heilige geest gedreven toe op de Opgestane. God maakte Hem het pad
van het leven bekend. Vanaf dat moment was het voor de Zoon:
volheid van vreugde is voor Uw aangezicht
welbehagen in Uw rechterhand, voortdurend (Psalm 16:10)
Een heel bijzonder woord over de opstanding en levendmaking van
Hem, die in het graf geen verderf zag. De opstandingen van het doch-
tertje van Jaïrus, de jongeling van Naïn en Lazarus waren slechts typen
van de ware opstanding: die van Jezus Christus. Hij is de enige die nu
onsterfelijkheid heeft en bewoont een ontoegankelijk licht!