‘Machtig he, dat wij zo lang geleden tevoren bestemd werden door
de Vader!’
De plaats van zoon. Daarvoor zijn wij tevoren bestemd door Vader.
Wij hadden geen plaats. Israël was de zoon die geroepen werd uit
Egypte (beeld van de wereld in het algemeen), zegt Hosea. De hei-
denvolkeren (de natiën) waren ondergeschikt en konden alleen
licht en zegen ontvangen door het uitverkoren volk. Dat waren de
zonen van de Allerhoogste. Maar nu het beheer van het geheime-
nis in werking is, is Israël wat hun Koninklijke en priesterlijke func-
tie betreft, opzij gezet.
‘En blijkt dat de leden van het lichaam van Christus óók de plaats
van zoon hebben ontvangen!’
En lees, dat het in liefde is, dat Vader ons tevoren bestemde tot die
hoge plaats. Want wij kunnen niet zonen op aarde zijn, want dat is
aan Israël toebedeeld. Daarom is onze positie met Christus Jezus te
midden van de hemelingen. Door Christus Jezus roept Hij ons en
brengt ons in het lichaam van Christus. En dat doet de Vader voor
Zichzelf. Wij zijn dus allereerst zonen voor de Vader zelf! Dit drukt
uit, dat Vader ons heel nauw aan Zijn hart heeft! Laten we dat nooit
vergeten. Wij horen thuis in Gods huisgezin, Zijn directe familie. Geen
bloedverwanten, maar geestverwanten. Hij geeft ons Zijn geest.
‘Dit had de Vader dus al lang geleden zo bepaald. Hij roept ons door
het evangelie van genade.’
In Efeziërs stroomt de genade en liefde van de Vader over. Het is een
nooit ophoudende stroom. Elke dag koesteren wij ons daarin. Ook op
de dagen waarop het minder gaat, blijft de genade van God net zo groot.
Als het ons tegenzit is dat geen teken van Gods ongenoegen, nee, Hij
blijft ons te allen tijde liefhebben. Zijn liefde kent geen grenzen. Laat
dat ons hart en denken bepalen! Dat wij erbij horen is helemaal naar
Gods wil, dat zegt Efeziërs 1:5 ook. En ook dat is weer iets bijzonders!