Spreuken 18:5
Dat wordt hier aangesproken als “niet tof”, niet goed. Het gericht
kan een goddelijk, maar ook een menselijk gericht zijn. In Israël zou
men altijd moeten richten aan de hand de Thora. Dat was de richt-
lijn die Jahweh aan Zijn volk heeft gegeven, zoals Deuteronomium
25:1 bijvoorbeeld zegt:
Wanneer er tussen mannen onenigheid is en zij voor het gericht
komen en men over hen rechtspreekt, dan moet men de rechtvaardige
rechtvaardigen en de slechte veroordelen.
We zien dezelfde woorden in beide teksten terugkomen: ‘slechte’,
‘rechtvaardige’, ‘gericht’. De Spreuk geeft aan, dat in een gericht niet
naar het (aan)gezicht van een slechte (goddeloze) gekeken moet worden,
maar op een rechtvaardige manier aan de hand van gedragingen.
‘In de praktijk gaat dat nogal eens mis dan!’
Daarvan zijn genoeg schrijnende voorbeelden te noemen. We heb-
ben in de Schrift zelf een groot voorbeeld waarbij deze principes
ernstig geschonden werden, feitelijk genegeerd werden.
De Heer Jezus zelf, want Hij is eigenlijk dé rechtvaardige in dit vers!
Wat met Hem gebeurde in de rechtsgang had niets met recht spreken
te maken. Zijn recht werd zeer ernstig geschonden. Hij werd zelf als
rechtvaardige ‘afgebogen’ en in de positie van slechte (goddeloze) ge-
manouvreerd. De overpriesters en schriftgeleerden hadden dat nodig,
omdat hun eigen positie in gevaar kwam.
‘Ja, en Barabbas, de moordenaar, werd naar voren geschoven om los te
laten op die dag.’
Zo zien we, dat de richtlijnen die God in Tenach had neergelegd aan de
kant werden geschoven door degenen die dat erg goed wisten. Maar als
ze van een lastig Iemand af moeten, die nota bene hun eigen positie van
heersers over het volk in gevaar bracht, dan geldt het woord van God
even niet.
Uiteindelijk beseffen wij achteraf, dat het met Hem zo moest gaan, opdat
heel de wereld gered zou worden!