‘We naderen het einde van hoofdstuk 4 van Spreuken, het gaat
dan weer snel he.’
We hebben al veel mogen putten uit deze bron via Salomo. We gaan
kijken naar het vers dat nu aan de orde is:
doe weg van jou valsheid van mond
en houd bedrog van lippen ver van je verwijderd.
Eerst sprak Salomo over het bewaren of beschermen van het hart,
nu spreekt hij van wat uit het hart komt: de woorden die je door je
mond komen. Wat over je lippen komt. Als het hart recht is voor God,
dan zullen er geen verdorven of verdraaide woorden door de mond
geuit worden. Als het hart echt gevuld is met Zijn genade, dan zal er
geen verderfelijk of verdraaid woord uit de mond komen.
‘Het is fijn als je mensen ontmoet bij wie het zo is. Eerlijke woorden.’
Jawel, en het is heel wonderlijk als je bij jezelf de verandering hebt ge-
zien, je kwam tot geloof, genade vulde je hart, en je woorden werden
recht en oprecht. Het verderf verdween en je spreekt oprecht, er zit
geen verdraaiing meer in. Zo was het bij de Heer, toen Hij op aarde
wandelde, in Zijn mond werd geen bedrog gevonden, zegt Petrus. Zijn
gedachten waren altijd vol genade en redding.
‘Heel veel mensen blijken vroeg of laat niet zuiver in spreken te zijn,
hoe goed ze ook hun best doen.’
Het is juist voor een koning van heel erg groot belang, dat hij zuivere
woorden spreekt, dat heeft weerslag op heel het volk. Daarom geeft
Salomo dit mee aan zijn zoon. Oprecht in spreken zijn, de tong beheer-
sen; het zegt veel over het innerlijk (hart) van de mens. We hoeven
maar heel even rond te kijken in de wereld en te luisteren naar wat
door wie gezegd wordt en het bedrog van lippen blijkt. Daarom valt
zuiverheid van lippen zo op. Het kan niet anders: het hart vol van Zijn
genade? Dan blijkt dat uit wat je zegt! Hij geeft je goede woorden, dat
gaat vanzelf, door Zijn kracht, je geeft het en laat het in Zijn hand!