Woord vandaag

Want met het hart gelooft men 
tot rechtvaardigheid, met de 
mond nu, belijdt men tot redding
        Romeinen 10:10

De mens gelooft met het hart.
Dat kan alleen als de geest van
God daarin werkt. Geloof is de
vaste basis tot rechtvaardigheid.
Dat was bij Abram en Saraï al zo.
Hij geloofde God en dat werd
tot gerechtigheid gerekend. In
het evangelie van God komt dat
duidelijk naar voren. Naast dat
aspect hebben we in deze brief
ook de verzoening gezien. Dat is
in dit deel, Romeinen 9-11, nog
niet aan de orde geweest. Het
komt in Romeinen 11 in verband
met Israël en de volkeren naar
voren. De verzoening van de
wereld lees je daar, en het beeld
van de olijfboom.

Woord vandaag

dat ingeval jij met jouw mond 
de uitspraak belijdt, dat Jezus 
Heer is, en in jouw hart gelooft 
dat God Hem heeft opgewekt 
uit de doden, jij gered zal
worden
             Romeinen 10:9

Het belijden van de levende Heer
is wezenlijk. Ook dat is voor ons
als gelovigen geen voorwaarde.
Maar we geloven en belijden het
wel. Dat is niet gebonden aan de
ingestelde paasdagen. Het hele
jaar door kunnen we leven uit de
opstanding van Christus.
God wekte Hem op uit de doden.
Op de derde dag, die steeds in
de Schrift belangrijk is, werd Hij
uit doden opgewekt, was door
Vader beloofd, Hij deed dat ook.

Woord vandaag

dat ingeval jij met jouw mond 
de uitspraak belijdt, dat Jezus 
Heer is, en in jouw hart gelooft 
dat God Hem heeft opgewekt 
uit de doden, jij gered zal
worden
             Romeinen 10:9

Dit is in verband met Israël en
de volkeren gezegd.
Bij aanbreken van het aardse
koninkrijk zal met mond belijden
voorwaarde zijn als bewijs dat
men van harte gelooft dat Jezus
Heer is. Nu, in overstromende
genade is dit geen voorwaarde.
God geeft geloof. Dat is altijd zo
in Gods plan. Nu is het geloof
van Jezus Christus leidend.
Na de genadetijd zal aanroepen
van de naam Jezus, Jahweh is
Redder en erkennen dat Hij
Heer is, noodzakelijk zijn om het
(aardse) koninkrijk in te gaan.   

Woord vandaag

maar wat zegt zij? ‘Nabij jou is de
uitspraak, in jouw mond en in 
jouw hart’ dat is de uitspraak van
het geloof dat wij verkondigen
               Romeinen 10:8

De wet verkondigt in uitspraken
in wezen geloof. Waar in Thora
(Deuteronomium) van het doen
gesproken wordt, vult Paulus dit
in. Maar het gaat om geloof, niet
in eerste instantie om doen. In de
mond ligt dat wat in het hart is;
het is de uitspraak van het geloof.
Niet het doen, het werken is eerst
belangrijk; het draait om het hart
dat gelooft. Paulus en zijn mede-
werkers verkondigen uitspraken
om te geloven
. Dat staat voorop.
Dit is voor de meeste traditionele
Joodse mensen onmogelijk. Daartoe
geeft Jahweh de geest aan Zijn volk.
Eerst dan zullen ze geloven in
Hem, Die alles voor hen over had.

Woord vandaag

of “Wie zal afdalen tot in de 
afgrond?” – dat is, om Christus 
uit de doden omhoog te leiden

    Romeinen 10:7

Indien de Jood erkent dat Hij
(Christus) ís neergedaald en
ís opgestaan uit de dood, dan
is sprake van geloof.
Hij is opgewekt, en het getuigt
van ongeloof om dan te willen
neerdalen in de afgrond om
Hem uit de doden op te halen.
De Thora (Deut.30:1-14) zegt
iets over geloof, daar ging en
gaat het om. Dat zal eerst het
geval zijn, als Hij Zijn geest op
hen uitgiet, de wedergeboorte.