De boer die zich inspant, 
moet als eerste aan de 
vruchten deelnemen
        
2 Timotheüs 2:6

De agrariër spant zich eerst in
om pas later in het jaar, vaak
in zomer/herfst te oogsten.
Dat is dan: akker(s) bewerken,
zaaien, gewassen verzorgen, 
onkruid verwijderen et cetera.
Anderen zijn in kassen of in de 
fruitboomgaarden bezig; kan 
van alles zijn. 
In ieder geval kijkt men uit naar
de vrucht en geeft voldoening 
als die er is. 
Zo is het ook geestelijk gezien;
de arbeider zal de Vader diep 
dankbaar zijn als de vrucht van 
de geest in eigen leven en dat 
van anderen zichtbaar wordt.