Woord vandaag

‘Dat Kolossenzen is wel veelzeggend!’

Het is opvallend: nadat de heel hoge plaats van de Zoon van Zijn liefde be-
sproken is, wordt in verband met mensen het eerst gezegd, dat Hij het
Hoofd van het lichaam, de uitgeroepen gemeente, is. En daarna weer dat
Hij de Soeverein is (dus boven de soevereiniteiten van de schepping), én
de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alles de eerste wordt.
Dat ‘in alles de eerste wordt’ geldt kennelijk ook in verband met het feit
dat Hij het Hoofd van het lichaam is.

‘We zouden Hem dus ook als Hoofd als eerste stellen in ons denken en
handelen.’

Dat zeker, niet als de aardse Jezus, maar als de verheerlijkte Christus aan
Gods rechterhand. Daar is ook onze plaats, want wij zijn daar met Hem
geplaatst. In vers 19 van Kolossenzen 1 wordt weer iets bijzonders van de
Zoon gezegd, namelijk dat Hij het complement van alles is. Al wat ont-
breekt wordt door Hem ‘aangevuld’, als het ware. Zonder Hem is God
zelfs incompleet als het om de schepping gaat. God moet zich aan de
schepping kunnen onthullen, en dat kan alleen door de Zoon, die het
Beeld van de onzichtbare God is (Kolossenzen 1:15). Anders zou God
voor ons altijd de onzichtbare en onhoorbare zijn!

‘Daarom wil de tegenstander natuurlijk Zijn plaats innemen.’

En wil hij zijn ‘in-plaats-van christus’ (de antichrist) naar voren schuiven,
zodat hij, de tegenstander zelf, de aanbidding van de mensheid kan op-
eisen, die aan Christus Jezus toekomt. En daarom wil de tegenstander
zijn wijsheid en filosofie in plaats van die van de Schrift stellen. Het is
van meet af aan een grote strijd om de macht. Als de Heer slechts één
knieval had gemaakt voor de tegenwerker (Mattheüs 4), dan had Hij
theoretisch alle koninkrijken van de aarde kunnen krijgen (dat was een
leugen, want de tegenstander had dan alle aanbidding alsnog voor zich
opgeëist).

‘Maar de Heer zei: “Er staat geschreven” en daarmee pareerde Hij de
aanvallen.’

Daarin was Hij wel een voorbeeld voor ons, dit is een puur geestelijke
strijd. Wij verdedigen ons lot(s)deel boven met dat korte zwaard van
de uitspraken van God. Met Christus zijn wij zelfs boven de tegenstan-
der geplaatst. Dat is wat! Maar laten wij in onze nederige positie op
aarde ons niet afleiden –in de praktijk- van onze hemelse roeping tot
Hem. Wij hebben de machtige uitspraken van de brieven van Paulus,
die een geweldig tegenmiddel zijn tegen alle influisteringen en vurige
pijlen die door mensen op ons af worden gevuurd! 

Woord vandaag

‘Machtig, hoe groot Hij, Christus Jezus is!’

Hij is vóór alles, en het al heeft zijn samenhang in Hem. Dat wil zeggen: Hij is
degene die het al samenhoudt. Zonder Hem zou het universum als het ware
uit elkaar vallen. Hij was het Lam, dat al tevoren gekend was, vóór de neder-
werping van de wereld. Ook daarin was Hij vóór alles. Geen ander schepsel
heeft zo’n machtige plaats als Hij nu heeft. Dat zou ons als gelovigen ervan
weerhouden ons te richten op Jezus zoals Hij op aarde wandelde. Paulus
schrijft zelfs, dat indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, nu niet
langer! (2 Corinthiërs 5:16-17).

‘Ja, dat is zo, veel gelovigen zien dat niet zo.’

Men heeft deze dingen misschien wel gehoord, maar wil steeds iets nieuws
horen. Men zegt op zeker moment alle antwoorden wel te kennen. Dat lijkt
nogal hoogmoedig. We zouden buigen voor de Schriften. Als we ons afvragen
als gelovigen waar Christus nu is, dan is Hij gezeten aan de rechter(hand) van
God. Verheerlijkt. Niet langer op aarde. Hij geeft Zijn herautsboodschap af
door de brieven van Paulus. Hij sprak toen Hij op aarde was en Hij spreekt
nog steeds! Maar nu met een andere boodschap!

‘We zijn zeer gezegend met zo’n Heer!’

Paulus strekte zich er dan ook naar uit, Hém (Christus, de verheerlijkte) te
kennen en de kracht van Zijn opstanding (Filippenzen 3:10) en de gemeen-
schap van Zijn lijden. Hij strekte zich er naar uit te komen tot uitopstanding
uit de doden. Dat is: nu al in het dagelijks leven die opstandingskracht er-
varen. Dat dus in verbinding met het kennen van de levende, verheerlijkte
Heer, Christus Jezus, die de Eerstgeborene uit de doden is!
Als het gaat om de nieuwe schepping, die nu alleen geestelijk is, staat Hij
aan de top, als uiterste Hoeksteen. Onder Hem, als Zijn lichaam, staan de
gelovigen in dienst aan Hem. Vandaag. In Zijn genade!

Woord vandaag

‘We zijn dus de eersten die Hem als Hoofd erkennen.’

Aangezien Hij, Christus Jezus, het Hoofd is van iedere soevereiniteit en gevol-
machtigde, (Kolossenzen 2:10), zal Hij ook Hoofd van heel de nieuwe schepping
blijken te zijn. Efeziërs 1:10 zegt dan ook, dat al wat in de hemelen en de aarde
is onder Hem als Hoofd gebracht zal worden. Daar bestaat geen enkele twijfel
over. Omdat Hij het Hoofd is, is de definitieve redding van alle schepselen gega-
randeerd!

‘Fantastisch: geweldige toekomst voor iedereen!’

Hij is Hoofd van het lichaam, de uitgeroepen gemeente, Hij die in alles de eerste
is en wordt. Hij is vóór alles. In Efeziërs 1:22,23 staat, dat Hij boven alles gegeven
is als Hoofd aan de uitgeroepen gemeente, die Zijn lichaam is. Daarmee zijn alle
gemeenteleden van dat lichaam verbonden met Hem, die de hoogste plaats in-
neemt in het universum. Omdat Hij óók Redder is, zullen wij Hem ‘assisteren’
bij de uitvoering van dat machtige (reddings)plan van eonen.

‘Wij worden dus ingezet voor heel de schepping.’

Dat is wat de apostel in feite aangeeft. De spits is de bediening van het lichaam
voor de hemelingen, dat staat erg duidelijk in Efeziërs 2 en 3. Daaruit blijkt, dat
de gemeente een unieke roeping heeft – boven –  en Israël had al een unieke
roeping op aarde. Deze twee roepingen worden in de Schrift nauwkeurig uit el-
kaar gehouden. Wat wij zullen doen, is: de overstijgende rijkdom van Zijn gena-
de tentoonspreiden te midden van de hemelingen, boven.

‘Dat is de hemelse bediening van het lichaam van Christus.’

Ja, en zelfs aan de hoogsten van de hemelingen maakt God Zijn veevuldige wijs-
heid bekend, door de gemeente, het lichaam van Christus. Het verstaan en be-
grijpen van deze wijsheid, daar kwamen de Korintiërs nog niet aan toe. Wij zul-
len deze wijsheid van God alleen en ten diepste kunnen verstaan door de brie-
ven van Paulus. Petrus erkent de door God aan Paulus gegeven wijsheid in het
laatste stukje wat hij schrijft. Daarmee doet hij meer dan heel veel christenen
vandaag de dag doen, die zeggen dat zij Petrus volgen.

‘Daarom is het fijn dat wij nu met Efeziërs en Kolossenzen bezig zijn.’

Geweldige brieven. Alleen wat al in Kolossenzen 1 staat wordt door de meeste
gelovigen botweg niet geloofd. Of het nu om de schepping in de Zoon van Zijn
liefde gaat, of dat het gaat om de totale verzoening van die schepping: het wordt
niet aanvaard door de meesten, die zeggen dat zij gelovigen zijn en de Bijbel ge-
loven ‘van kaft tot kaft’. Tussen die kaften staat ook Kolossenzen 1. Als je dat al-
leen al écht zou gelóven, dán zou je er uit zijn wat heel Gods plan betreft!
Het al is niet alleen in de Zoon van Zijn liefde geschapen, hetzelfde al wordt ook
door Hem met God wérkelijk verzoend!   

 

Woord vandaag

‘Toch wel geweldig, dat Kolossenzen.’

Het wordt duidelijk wie Christus Jezus is: het Hoofd van de uitgeroepen
gemeente, het lichaam van Christus. Maar er wordt veel meer gezegd
over deze Zoon van Zijn liefde. Hij is de Eerstgeborene van heel de schep-
ing. Dat maakt Hem vanzelf tot de hoogste van de schepping, want daar-
na wordt in Kolossenzen 1 gezegd, dat het al in Hem en door hem en tot
Hem in geschapen is. Het laat zien, dat God Hem als eerste geschapen
heeft. In Hem was alles besloten.

Indrukwekkend. Dus de Zoon van Zijn liefde is de hoogste onder God?’

Het wordt zwaar onderschat wat Paulus hier doorgeeft. En het is juist
deze hoge positie die door de tegenstander wordt aangevallen. Het ge-
weldige feit, dat Hij de Zoon van Zijn liefde is, dat Hij de Zoon van God
is, wordt door de tegenstander fel bestreden. Dat schrijft Paulus in 2
Corinthiërs 4; hij verblindt de gedachten van de ongelovigen, opdat hen
niet bestrale het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het Beeld
van de onzichtbare God is
. De tegenstander wil namelijk de troon van

Christus zelf bestijgen. Daartoe zal hij binnenkort de wetteloze naar vo-
ren schuiven, die de plaats van messias in moet nemen.

‘Maar er wordt nog meer van Hem gezegd in Kolossenzen 1.’

Nou en of. Er wordt verder van Hem gezegd, dat Hij vóór alles is; zowel
in tijd als in rangorde. Dat wordt helaas door veel gelovigen niet gezien.
Men is veel vaker en liever bezig met Jezus, hoe Hij op aarde wandelde
en wat Hij toen zei, zoals de bergrede. Dat was nog vóór het kruis. Men
wil liever niet zo veel over het kruis en vooral de gevolgen van het kruis
horen. Paulus maakt dat bekend. We zijn in Christus een nieuwe schep-
ping, dat wil zeggen dat de oude schepping aan het kruis in feite opzij
werd gezet.

‘Men wil Hem liever zien als de aardse Jezus?’

De Zoon die nu aan Gods rechterhand verhoogd is, daar kan men weinig
mee. Is te weinig concreet waarschijnlijk. De verhoogde Christus Jezus is
het Hoofd van de uitgeroepen gemeente. Hij is verheerlijkt, en het Hoofd
en Begin en van de nieuwe schepping. De waarheden, beginselen en ze-
geningen van deze nieuwe schepping zijn zeer anders dan die van de oude.
het kost voor de gelovige tijd om dat te leren kennen, en tot erkenning van
de wil van God en van God zelf te komen. Daar bidt Paulus voor in 1:9-11.
Wij als leden van het lichaam zijn gericht op dat verheerlijkte Hoofd:
Christus Jezus, onze Heer! 

Woord vandaag

‘We zouden inderdaad die vrede najagen, Paulus noemt dat vaker.’

Waar het vlees zijn invloed laat gelden, is er ook strijd. De mensheid in
het vlees kenmerkt zich door strijd, onenigheid, ruzies, eigenbelang, en
zo voorts. Deze dingen worden door Paulus ook genoemd als het gaat
om mensen, die onder de geschreven Thora van Mozes wilden leven.
Galaten 5:19-21 geeft een treurig makende opsomming van de werken
van het vlees, terwijl Galaten 5:22,23 de vrucht van de geest toont.

‘Ja, iemand merkte eens op, dat er een verband bestaat als de Thora
genoemd wordt. Dan is er strijd.’

Dat komt, dat als de Thora op de mens opgelegd wordt, die mens met
zijn vlees aan de slag gaat (klinkt wel mooi: ‘ik ga iets doen’). En dat le-
vert per definitie strijd op. De een interpreteert het zus de ander zo.
De een zal de sjabbat losser vieren dan de ander, de een wil ook door
de week kosjer eten volgens de kasjroet. De ander is minder strikt en
wordt dan door de strengere gezien als minder tot eer van God. Kort-
om: er moeten dan commissies in het leven geroepen worden om de
zaken in zo’n gemeente te regelen.

‘Maar die commissies gaan elkaar dan toch onderling ook weer bestrij-
den?’

Klinkt bekend. In de Visie, het omroepprogrammablad van de EO,
staat een column over het nieuwe liedboek. Lees daarvoor het stukje
‘geciteerd’ dat vandaag toegevoegd is. Daarin wordt ook herkenbaar
gesproken over het onderlinge gedoe in commissies over het nieuwe
liedboek in de PKN. De schrijver zit nu zelf in een evangelische ge-
meente, nadat hij uit de PKN is gegaan. Het is ook aardig te lezen hoe
liederen in zijn gemeente gezongen worden.
Zo’n invoering van een nieuw liedboek levert in de commissies oever-
loos vergaderen op. Ook herkenbaar.

‘Hoe zou Paulus daar tegenaan kijken?’

Lees de eerste Korintebrief. Daarin spreekt hij ze aan, dat zij onderling
groepjes vormen die elkaar bestrijden. Dat gebeurt in die commissies
ook. Hij zou pleiten voor opheffing van de commissies die zo’n lied-
boek zouden invoeren. Hij zou het liedboek ook bij het oud vuil plaat-
sen, denk ik. Zeker gezien de inhoud van de liederen, die voor 99%
niet de inhoud van zijn brieven weerspiegelen. Het lijkt erop, dat men
in de christenheid heel erg ver van Paulus af is geraakt. Dat heeft te
maken met de invloed van ziel en vlees.
Waar hoor je nog, dat het al geschapen werd in de Zoon van Zijn
liefde? En dat niet alleen: het werd in Hem en door Hem, én tot Hem
in geschapen. Hij is het Hoofd van het lichaam van Christus!