‘We zien uit naar de terugkeer van Jezus Christus, dat zal vrede brengen.
Tot dat moment wordt het lichaam uitgeroepen?’
Tot de aanvang van de 70e week van Daniël 9:24-27 geldt de tijd van genade
waarin wij nog steeds leven. Het is nu een welaangename tijd, een dag van
redding. Dat schrijft Paulus in 2 Corinthiërs 6:2. Hij citeert dan Jesaja 49:8.
Hij past de uitspraak toe op deze tijd van overstromende genade. Degenen,
van wie de ogen werden geopend door de Heer, weten dat.
‘En de andere mensen dan?’
Die weten dat helaas (nog) niet. Voor hen is God de zich verbergende, dat
geldt zowel voor Israël als voor de volkeren. Daarom zijn er vandaag steeds
meer agnosten en atheïsten. Dat heeft ook zijn wortels in de periode van de
verlichting. Daarin verklaarde Nietzsche, een filosoof, God als dood. De ver-
lichting heeft grote invloed gehad op hoe er vandaag in de westerse samen-
leving gedacht wordt.
‘Hoe langer hoe meer komt de mens in plaats van God centraal te staan?’
Zeker. Men denkt, handelt, werkt, leeft alsof er geen God is. De mens maakt
zichzelf god. In alles zet de mens zich zonder god in het middelpunt. Maar,
nochtans is het vanuit God gezien een welaangename tijd, een dag van red-
ding. Hij laat het woord van verzoening voor allen uitgaan. Hij was in Chris-
tus de wereld met zich verzoenende, hun hun krenkingen niet aanrekenend.
‘Een geweldige boodschap. Het is vrede!’
Vanuit God naar de mensen toe is het vrede. Al de vijandschap en vijandig-
heid van de mens richting God wordt door God beantwoord met een onveran-
derlijke houding van vrede. De Heer Jezus Christus, die nu verheerlijkt aan
Gods rechterhand is. En wij als gelovigen met Hem.
Dáár, boven, te midden van de hemelingen, zou ons aandachtsgebied liggen.
Bedenkt de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechter-
hand, niet die op de aarde zijn!