‘Mooi, dat we als gelovigen niet bij alles hoeven te denken of we wel
genoeg doen – in de ogen van mensen.’
Ja, gelovige mensen jagen elkaar vaak op en komen nooit tot rust.
Vaak is er onder gelovigen een subtiele (of minder subtiele) groeps-
dwang. En die is in de praktijk sterker dan de heldere uitspraken
van de Schrift zelf. Dan heerst er een bepaalde geest, en dan moet
er van alles. Mensen die dat jarenlang meemaakten en de genade
zoals Paulus die brengt, leren kennen, verzuchten dan: ‘ja wat heer-
lijk dat ik nu vanuit een ontspanning houding kan leven en werken,
nu ik weet dat het allemaal niet meer moet’.
‘Tsja, dat getuigen mensen die uit een wettisch klimaat komen.’
Daar is het altijd moeten-verplicht-moeten, zonder vreugde wordt er
gediend. Men doet alles plichtmatig. Op termijn houden ze dat niet
vol. Dan stopt men ermee, of er breken conflicten uit. Als je naar de
Corinthiërs kijkt, dan zie je dat daar ook conflicten waren, men keek
naar elkaar en de een voelde zich nog belangrijker dan de ander.
‘Men wilde regeren nu al, in dit leven, terwijl om dienen gaat.’
‘Een slaaf staat niet boven zijn heer’, zei de Heer zelf al, en ‘Eén is uw
Meester, en jullie zijn allen broeders’. In Corinthe liepen er nogal
wat broeders rond die hun eigen haan koning wilden laten kraaien,
de een wist het nog beter dan de ander; Â dat zag je in gereformeerde
kringen veel en tegenwoordig zet zich dat verschijnsel in evangeli-
sche kringen onverminderd voort.
‘Dat is helaas maar al te waar, ja.’
Dat zag je in evangelische kringen gebeuren. Anderzijds waren er men-
sen, die heel enthousiast wilden dienen, maar zichzelf voorbij liepen.
Ze wilden van alles doen in gemeenteverband, maar meldden zich na
een aantal jaren af voor activiteiten. Uitgeblust. Of erger: overspannen.
In de gesprekken blijkt dan, dat ze dachten dat het allemaal moest.
Aan de andere kant voelden zij zich vaak gedwongen door ogen van
mensen. Ook hierin geeft Gods genade het verlossende woord: Hij
doet Zijn werk in ons en vanuit die rust leven en werken wij!