‘Vergelijkt men het geven van de Thora door Jahweh aan Mozes op
de Sinaï met de bazuin van God in 1 Thessalonicenzen 4?’
Merkwaardig genoeg wel. Je moet er maar op komen. Lijkt mij wel
een rare gedachtesprong. Als je alleen gaat kijken naar momenten
waarop op een bazuin (sjofar?) geblazen werd, en je legt die zonder-
meer naast wat Paulus onthulde, dan loop je echt vast.
‘De omstandigheden waren heel anders, toch?’
Het volk was net verlost uit Egypte en begon aan de woestijnreis. Bij
het lichaam van Christus gaat het om het einde van hun ‘woestijnreis’
door dit leven. Jahweh gaf door middel van engelen (boodschappers)
de Thora op de berg Sinaï (Galaten 3:19; Handelingen 7:38,53), met
duisternis en donkerheid en bazuingeschal, Hij daalde neer op de berg.
In Thessalonicenzen blijft Hij in de lucht.
Ook lezen we bij Paulus niets over donkerheid en duisternis en vuur
en onweer (Exodus 19:16-20; Hebreeën 12:18,19) zoals bij Sinaï.
‘Klopt ja, allerlei verschillen, die te groot zijn om het als een soortge-
lijk gebeuren voor Israël te zien.’
Verder mocht niemand de berg aanraken, anders zou men sterven
op die plaats. De bazuin Gods is juist een moment van leven, want
de doden in Christus zullen dan opstaan! En de bazuin Gods wordt
door de vorst van de engelen (boodschappers) geblazen, terwijl dat
op Sinaï door boodschappers gebeurde.
‘We zien grote verschillen, als je het dichterbij bekijkt.’
Het gaat ook om het verschil tussen de Thora en de genade zoals
Paulus die mocht onthullen! Laten wij God danken, dat wij onder
genade leven! De zon schijnt volop, geen wolkje aan de lucht!