Woord vandaag

‘Wat een enorme genade zeg, die wij hebben ontvangen. Efeziërs
is werkelijk een schatkist!’

Het derde aspect is, dat er een overstijgende kracht is voor ons, die ge-
loven. Want dat betreft een kracht van God, die niet alleen in staat was
Christus uit de doden op te wekken, maar Hem óók te zetten aan Zijn
rechterhand te midden van de hemelingen! Het is niet alleen opstan-
dingskracht, maar ook hemelvaartskracht!

‘Dit is een krachtenveld dat ons mensen ver te boven  gaat.’

Absoluut. Daar waar Paulus in Romeinen wees op deze kracht als alleen
toereikend voor Hem om Hem uit de doden op te wekken, wijst hij nu in
Efeziërs erop, dat die kracht niet alleen voldoende was om Hem uit de
dood op te wekken, maar ook om Hem te plaatsen boven iedere soeverei-
niteit en volmacht en kracht en heerschappij en iedere naam die genoemd
wordt.

‘Over deze verschillen wordt bijna nooit gesproken.’

Nee, omdat men niet weet wat men aan moet met een hemelse bediening
voor de gemeente die Zijn lichaam is. Men ontkent het en houdt alleen een
vaag idee over, dat een gelovige na het sterven naar de hemel zal gaan.
Maar men heeft dan geen idee, wat die hemel precies is, laat staan waar die
is, en al helemaal niet wat wij daar dan zullen doen.

‘Anderen spreken van een soort haarspeldbochttheorie.’

Ja, dat is vrij bekend. In die visie worden wij voor de grote verdrukking weg-
gerukt van de aarde en na de grote verdrukking komen wij weer terug op aarde.
Wat wij vervolgens op aarde te doen hebben, is onduidelijk in die visie.
Men wil kennelijk ontkomen aan een hemelse bediening. Wat is er tegen zo’n
bediening? Het is heel bijzonder, dat wij de hemelse machten de verzoening
bekend zullen maken en ze onder de voeten van Christus brengen. Dat is een
genade, die al onze verbeeldingskracht ver te boven gaat. Het staat er. Daar heb
je als gelovige genoeg aan. Het is een grote genade, heel rijk!

Woord vandaag

‘Wat een ongelooflijk plan van God he, als je er zo over nadenkt.’

Wij kunnen het niet begrijpen, dat God alles van tevoren had ontworpen, met
zo’n diepe wijsheid. Deze wijsheid wordt eerst in de latere brieven van Paulus
onthuld. Zij was verborgen, ondanks de wijsheid die ons tegemoet komt in de
Tenach. In boeken als Prediker en Spreuken, maar ook in Esther, Hooglied en
de Psalmen vinden wij diepe wijsheid van Jahweh terug.

‘Dus die wijsheid van de Tenach is lager dan die wij in Paulus’ brieven lezen?’

Daarom bidt de apostel in Efeziërs 1, dat de gelovige een geest van wijsheid en
onthulling gegeven wordt, om te weten wat die grote en diepe wijsheid van
God is. Zelfs als hij al in Romeinen 11:33-36 juicht over de diepte aan rijkdom,
zowel van wijsheid als van kennis van God, dan bidt hij daarna nog om die
specifieke toedeling van de geest van wijsheid en onthulling uit God.

‘Tsjonge, dit gaat wel ver.’

Het is in Efeziërs, dat wij zien wat de verwachting van Zijn roeping is en
wat de rijkdom van Zijn lotgenieting is te midden van de heiligen en
wat de overstijgende grootte van Zijn kracht is voor ons, die geloven.
Het gaat om de bijzondere roeping van Christus Jezus, die óók en vooral
met die hemelingen te maken heeft. Als dat Zíjn roeping is, dan is dat óók
de onze!

‘Zo, ook hier moet ik diep over nadenken. Het is geweldig!’

En Zíjn lotgenieting te midden van de heiligen is boven, want de heiligen
zijn hier de gelovigen in Christus Jezus (Efeziërs 1:1,13) en die hebben uit-
sluitend geestelijke zegen te midden van de hemelingen (Efeziërs 1:3).
Wij hebben in Efeziërs dus de aarde verlaten en bevinden ons boven, in
de hemelen, in Christus Jezus!
Laten wij ons daarover verheugen, deze alles overstijgende rijkdom!

Woord vandaag

‘Wat een overweldigende genade, dat Gods plan zo groots is.
Het betreft de aarde én de hemelen! Machtig.’

En dan te beseffen, dat God dat voor de eonen al allemaal had ont-
worpen en uitgedacht en tot in de details klaargelegd. Vanuit God
gezien kan er niets mis gaan. Toen de tegenstander, de oude slang,
de draak van de eindtijd, zondigde werd duidelijk, dat er iets was
dat tegen God in ging. Niettemin ging er niets mis.

‘Want God had de Zoon al eerder geschapen, opdat Hij de werken
van de diabolos zou vernietigen?’

Dat is wat Johannes schrijft. Veel gelovigen denken dat dat niet zo
is. Zij denken, dat de diabolos (dooreenwerper, duivel) de grote over-
winnaar zal blijken, als alle ongelovigen voor eeuwig verloren gaan.
Het punt is, dat de Zoon van God inderdaad de werken van de duivel

zal vernietigen en dat grondig. Er zal niets van overblijven. Waar wel
wat van over zal blijven is het werk, dat Christus Jezus deed.

‘Onderdeel van dat werk is de bediening van de ekklesia die het lichaam
van Christus is?’

Hij zal Zijn lichaam inzetten te midden van de hemelingen, want Kolos-
senzen 1 maakt duidelijk, dat de verzoening niet alleen de aardsen betreft,
maar ook de hemelse machten en krachten omvat. Speciaal voor die heme-
lingen werd ons in Christus Jezus genade geschonken vóór eonische tijden!
Voordat er sprake was van zonde en kwaad bij hemelingen was het lichaam
van Christus al in Christus Jezus!

‘Wat een diepte van rijkdom is ons toch in Christus geschonken!’

Het duizelt je. Voordat er duisternis was, werd de gemeente die Zijn lichaam
is al door God als het ware ‘afgezonderd’ om ooit heel veel later, in de eonische
tijden, die grote plaats te gaan innemen te midden van de hemelingen. Om
samen met en onder leiding van het hoofd, Christus Jezus, al de hemelingen

onder Zijn gezegende voeten te brengen. Daar is niet veel van ons zelf bij, fei-
telijk: niets. En dát is de overstromende rijkdom van Gods genade die onthuld
wordt, uitsluitend door Paulus, in de latere brieven!

Woord vandaag

‘Het is, hoe langer ik erover nadenk, steeds groter aan het worden.
Ik sta verwonderd over die hemelse bediening.’

Dat kunnen wij ons nauwelijks voorstellen. Het gaat ons denken
ver te boven. Machtige genade, zo onverdiend. Terwijl wij als hei-
denen een ondergeschikte plaats hadden ten opzichte van Israël,
worden wij straks weggerukt en gaan onze Heer ontmoeten in de
lucht, met een veranderd, een hemels, een geestelijk lichaam. Zo
zijn wij gereed -na de bema (erepodium)- om de Heer te dienen en
ingezet te worden om de hemelse boodschappers, overheden,
machten en krachten te bereiken.

‘Met de boodschap van verzoening?’

Ja, dezelfde boodschap in wezen als voor de mensheid: er is vrede ge
maakt in het bloed van kruis. Dat ‘bloed’ wijst erop, dat de Heer eerst
mens is geworden (bloed = dam in Hebreeuws, vergelijk:  Adam).
Hij is de laatste Adam en heeft Zijn bloed uitgegoten, gegeven.
Zo is er vrede tot stand gebracht, vanuit God, de God van de vrede.
Daar achter zit de onmetelijke liefde van God, de Vader van onze
Heer Jezus Christus.

‘De Heer werd mens, en Hij is nu de mens Christus Jezus.’

Hij blijft méns. Met nu een zeer hoge positie aan Gods rechterhand.
Je kunt zeggen, dat de reden voor het in het leven roepen van de mens-
heid de komst van Gods Zoon als mens op aarde was. Dat Hij als mens
zou lijden en sterven en opgewekt worden uit de dood voor heel het
universum, voor alle hemelingen en alle mensen!


Woord vandaag

‘Het blijft voor mij verbazend, dat zoveel echte gelovigen niets
of nauwelijks iets weten van de hemelse bediening.’

Het is Gods zaak, uiteindelijk. Het maakt niet uit of er veel gelovigen zijn
die het hebben erkend en het echt geloven, of niet. Het is iets, dat in de
Schriften geopenbaard werd door de latere brieven van Paulus. Het is
geen uitvinding van een aantal gelovigen, het is iets dat in de Schrift ont-
huld wordt en kom niet aan met ‘ja, maar het gaat veel te ver’ of ‘je leest
er teveel in’ of  ‘het staat er wel, maar je moet het anders zien’.

‘Wonderlijk, dat God zich steeds verder heeft onthuld in de Schrift.’

We hebben te maken met geopenbaarde verborgenheden. Een verbor-
gen wijsheid van God, van vóór de eonen (1 Corinthiërs 2:7), die nu
geopenbaard is, en heeft te maken met de gemeente die het lichaam van
Christus is, is zó bijzonder. Dat kun je niet afdoen met dat het slechts te
maken heeft van het opnemen van heidenen in de zegeningen van Israël.
Dat was in Tenach ook al bekend en volgens de Torah kon de heiden ook
opgenomen worden als vreemdeling in de volksvergadering van Israël.

‘Als het niet gaat om de heiden die bij Israël mag komen, moet het dus
om iets anders gaan.’

Ja, want waarom zou Saulus dan geroepen zijn, als 13e apostel, met een
unieke roeping, als het alleen zou gaan om eenwording van Israël en de
heidenen? Want dat laatste zat ook besloten in het evangelie van het
koninkrijk, daarvoor werden de twaalf apostelen door Jezus Christus ge-
roepen. Paulus had een afzonderlijke roeping, een afzonderlijke bood-
schap, een afzonderlijk evangelie. Hij was speciaal afgezonderd. Zo staat
het er en daar valt niets aan te wijzigen.

‘Duidelijk. Het speciale, unieke, is de onvoorwaardelijke genade en de
hemelse roeping van het lichaam van Christus?’

Het kan niet anders. De Heer kon met Zijn volksgenoten niet spreken over
de hemelse (dingen), Johannes 3:12. Alleen over de aardse. Dat was voor de
leraar van Israël al moeilijk te vatten. Laat staan wat later onthuld zou wor-
den: een verzoening die het universum omvat, waarin alle geestelijke mach-
ten en krachten betrokken en meegenomen worden én heel de mensheid.
Simpel: voor de volkeren op aarde heeft Israël een aardse bediening en voor
de hemelingen heeft het lichaam van Christus (het gezamenlijk-lichaam) een
hemelse. Dát is overstromende genade!