Woord vandaag

‘Ja het is duidelijker geworden. Hij heeft geen angst gehad.’

In 1 Johannes 4:18 geeft de Schrift aan, dat vrees (het Griekse woord
herkennen wij in ons woord fobie) verband houdt met insnijding of
insnoeiing (zelfde woord als in Mattheüs 25:46 : kolasis), dat vaak
met straf of pijniging vertaald werd. En dat de volkomen liefde de
vrees uitwerpt. Dat is de liefde van God (agape).

‘Wanneer Zijn liefde in je hart neerdaalt, verdwijnt de vrees.’

Dat is wat 1 Johannes 4 met zoveel woorden zegt. Daarom heeft de
liefde van God een sterk genezende werking. Het geneest van de angst
en vrees voor veroordeling en straf. Waarom? Omdat God ons eerst
heeft liefgehad en liefheeft (1 Johannes 4:18). Die liefde van Hem is,
dat Hij Zijn Zoon geeft ten behoeve van allen.

‘Dus is er nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn.’

Wat is dat geweldig he. Het is Romeinen 8:1, onmiddellijk na een heel
hoofdstuk waarin de apostel zijn worsteling en vooral ellende van een
leven onder de wet beschrijft. Wat hem verloste, was en is: genade,
een woord dat wegviel tijdens het overschrijven destijds.
Wat zal mij verlossen (bergen) uit dit lichaam van de dood? Genade!
Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heer.

Woord vandaag

‘Opmerkelijk, dat de Heer geen echte angst heeft gekend.’

Zou je niet verwachten als je de vertalingen leest. Daarin wordt wel
gezegd, dat Hij dat had, maar de grondtekst blijkt anders te leren.
In Hebreeën 5:7 staat, dat Hij onder sterk geroep en tranen Zijn weg
van lijden is gegaan. Hij riep het uit tot Hem, die Hem redden kon
uit de dood. Zijn God en Vader.

‘En dat deed Zijn Vader toch? Hij redde Hem.’

Ja, Hij redde Hem uit het dood-zijn op de derde dag. Maar Hij redde
Hem niet van het dood-gaan op de dag van Zijn kruisiging. Dat was
een noodzakelijk kwaad, dat de zondeloze Zoon tot zonde werd ge-
maakt. Zijn God en Vader keerde dat aan alle kanten ten goede, door
Hem uit de doden op te wekken.

‘Wanneer je dit van dichtbij bekijkt, is het anders dan je dacht.’

In Hebreeën 5:7 staat het woord vrees in de Statenvertaling, dat Hij
verhoord/gehoord werd (door Vader) voor (van-af) Zijn vrees. Maar
in de tekst staat een woord, dat in feite toewijding betekent. Dit
woord komt verder alleen nog voor in Hebreeën 12:28. Daar lezen
wij over de gelovigen uit de Besnijdenis, dat zij met toewijding en
diepe vrees leven, want God is een verterend vuur.

‘Deze diepe vrees, is dat niet angst?’

Het komt er dicht bij in de buurt, ja. Maar dat wordt dus evenmin
bij de Heer gebruikt. Hij wandelde in geloof en was niet beangst
voor dat wat op Hem afkwam. Hij zag er wel tegenop, vanuit de ziel,
omdat Hij wist dat Hij zou sterven. Johannes 17:1-3 spreekt echter
van Zijn geloof.

Hij wist tevoren, dat Vader Hem tot Zich zou nemen, en dus dat Hij
zou opstaan uit de dood, door en voor de heerlijkheid van Vader

Woord vandaag

‘Het goede nieuws van Pasen overstraalt ons leven.’

Het kostte de Heer alles om zo ver te komen. Hij werd mens en ver-
liet daarvoor de heerlijkheid bij de Vader. Dat geeft Filippenzen 2
aan. Hij was in de vorm (Grieks: morphe) van God en kwam in de
vorm (Grieks: morphe) van slaaf te midden van Zijn volk op aarde.
En Hij werd gehoorzaam tot de dood, die van het kruis echter.

‘Een enorm diepe weg. Hij ging die weg met Vader.’

En in die weg kende Hij geen angst zoals wij die kennen. De be-
staande vertalingen suggereren dat wel, maar het staat er in feite
niet. In Mattheüs 26:37 staat bijvoorbeeld in de herziene staten-
vertaling, dat Hij bedroefd en zeer angstig werd. Voor dat zeer
angstig
staat niet het gewone woord voor angst/vrees in de

grondtekst. Het is in feite terneergedrukt (zie ook Markus 14:33,
Filippenzen 2:26). Dat was Hij. Terneergedrukt in de ziel om de
diepe weg (het kruis) die Hij moest gaan.

‘Maar geen angst. Hij geloofde.’

We lezen wel van de discipelen dat zij bevreesd (angst) waren
toen zij in het bootje op het meer van Galilea waren en ineens
een storm opstak. Dat staat in Mattheüs 8:26, waar de Heer hen
aanspreekt en zegt dat zij angstig (bevreesd) waren. Hij noemt
hen daar kleingelovigen. Hij verbindt vrees/angst daar met klein
(of weinig) geloof.

‘Ondanks dat de Heer bij hen was, waren zij bevreesd.’

Dat staat daar in Mattheüs en in Markus. Het getuigde volgens
de Heer van weinig geloof. Zij waren wel gelovigen, maar door de
omstandigheden sloeg de angst en vrees hen om het hart. Van de
Heer lezen wij echter nergens, dat Hij angstig was. Hij bad tot Vader,
heel intens, in Gethsemané. En Hij geloofde, Hij keek toch als gelo-
vige door het lijden heen naar de heerlijkheid die komen zou!

Woord vandaag

‘Het is heel fijn, steeds weer die lijnen naar Christus.’

Heel de Tenach (Hebreeuwse Schrift) spreekt van Hem. Dat kan
ook niet anders, want Hij is het Woord. Jozef is een machtig type
van Christus. En de relatie met Jozef blijkt aan het begin van Zijn
aardse leven, en aan het eind. Jozef, naar de wet gerekend, was
de vader van onze Heer.

‘Wel heel mooi, dat degene die op aarde Hem groot bracht ook
Jozef heette.’

Jozef betekent: toevoeger. En dat blijkt in alle delen van het leven
van Jozef en vooral van de ware Jozef: onze Heer Jezus Christus.
Wat Hij deed, was toevoegen wat ontbrak en ontbreekt. De mens
kon niet echt bij God komen, Hem misschien wel naderen, maar
dat was dan tot de priester bij de tempel/tabernakel.

‘Ja door Hem is God tot ons genaderd.’

Ja, over toevoegen gesproken! De weg tot Vader was niet open.
Door Hem, door Christus Jezus, zijn wij heel dicht tot God gena-
derd. En hebben wij nauwe omgang met Hem. Wij werden met
God verzoend door de dood van de Zoon heen. En toen Hij opge-
wekt was, bleek Hij in de tuin van Jozef te zijn. Wonderlijk toch. 

Woord vandaag

‘Mooi, dat Jozef zo geloofde.’

Hij geloofde de beloften, die God gegeven had. God vervult Zijn woord.
We zijn in feite al langere tijd bezig –als onderthema- met het feit, dat God
werkelijk God is
. Hij heeft alles in Zijn hand, Hij bestuurt en leidt alles. We

kijken naar het aspect, dat God alles tevoren weet. Hij heeft voorkennis.
Daarom kan Hij alles profeteren. De ware profeet is diegene, die door God
gezonden is en van wie het woord ook uitkomt.

‘Ik vind de Psalmen wat dat betreft heel mooi.’

Ja, ook de profeten en zelfs de geschiedenissen die in de Schriften staan,
zijn profetisch. Maar de Psalmen, in profetisch opzicht ook uitermate van
belang. David profeteerde van de opstanding en levendmaking in Psalm 16.
Dat zegt Petrus althans op de pinksterdag, en toen was hij vervuld met
heilige geest. In die Psalm staan –als ze op David zelf zouden slaan- de wat
raadselachtige woorden, dat zijn ziel geen verderf zou zien.

‘Dat God hem het pad van het levend zou doen zien.’

Want U zal mijn ziel niet verlaten in het onwaarneembare.
U zal niet toelaten dat Uw goedgunstige verderf zal zien.
U zal aan mij het pad van het leven bekend maken.
Verzadiging van vreugde is voor Uw aangezicht.
Aangename dingen zijn blijvend aan Uw rechterhand.

Staat in Psalm 16:8-11; en Petrus zegt, dat dit eigenlijk gaat
over de opstanding van Christus. Het eindigt met Gods rechter-
hand, daar waar Christus nu is. Laten wij zoeken wat boven is,
waar Christus is!