Brief van voorganger aan zijn gemeente, deel 2:
‘Wij zeiden, dat het onze missie was om verloren zielen te redden van
de hel door hen ‘een beslissing voor Christus’ te laten maken en zo een
van ons te worden. Meer oprecht: wij waren meestal gericht op groei
van de gemeente, om die in aantal te laten toenemen. Door middel van
preken en allerlei programma’s, legde ik een steeds zwaardere druk op
jullie om meer je best te doen. Ik spoorde jullie aan om een ‘diepere
toewijding’ aan God en de gemeente te tonen. Ik riep jullie op om ’trouw’
te zijn en meer geld te geven.
Ik leerde jullie, dat als jullie God wilden behagen, jullie er naar moesten
jagen een beter lid van de gemeente te zijn. Op duizend verschillende
manieren liet ik jullie denken dat jullie nog steeds te kort kwamen in
Gods ogen.
Nee, ik deed er niet vervelend over. Ik deed dat gewoonlijk met een glimlach.
Ik bedacht allerlei onderhoudende manieren om het te zeggen. Niettemin
sprak ik namens God en ik maakte duidelijk, dat ik meer van jullie verwacht-
te -God ook. Het maakte niet uit, hoe erg je je inspande; ik moest je gemoti-
veerd en gericht op de gemeente houden. Ik moest ervoor zorgen, dat je je
plek op zondag innam en dat je iemand anders meenam om een lege plek te
vullen. De gemeente (en ik) moest(en) rekeningen betalen.’