1 april 2019
‘Hij ontmoette twee blinden.’
Zijn aangezicht was vast gericht op de
stad van de grote Koning (Lucas 9:51).
Dat was al zo vanaf de verheerlijking
op de berg. Natuurlijk, het zicht terug-
geven aan de twee was een teken van
het feit, dat Hij de Messias van Israël
is. Twee zijn er steeds, die getuigen, in
de eindtijd zijn ze in de straten en op
de pleinen van Jeruzalem (Openbaring
11:1-12). Ook ons heeft Hij de ogen ge-
opend, in geestelijk opzicht. Bijzonder,
dat Hij dat geeft. Dank God!
‘Hij was in Jericho.’
Dat is een beeld van deze oude wereld,
en Hij ging die stad uit toen Hij de blin-
den tegenkwam. Hij genas ze, ja. Maar
de situatie was opvallend; de stad was
verbonden met een vloek (Jozua 6:26).
Spreekt dit niet van Zijn verlossing van
de vloek van het kruis in de opstanding?
Zo was Hij verlost van de oude wereld,
en zal Hij allen verlossen en ze maken
tot een nieuwe wereld.
‘De discipelen zagen het niet.’
Zij dachten nog steeds, dat Hij Zijn ko-
ninkrijk zou oprichten. Ondanks de aan-
kondigingen van het lijden zagen zij het
niet. Pas nadat Hij opgewekt was uit de
doden, beseften zij wat Hij had gezegd
en dat dat zo gebeurd was. Hij opende
hun verstand, zodat zij de Schriften ver-
stonden (Lucas 24:45). Daarna kwam
de wat feestelijke optocht naar Jeruza-
lem, en de menigte haalde Hem binnen
met palmtakken en spreidden zelfs hun
kleding voor Hem uit op de weg. Toch
zeiden mensen: Wie is dat? (Mattheüs
21:10). De menigte discipelen zei: Dat
is Jezus, de Profeet uit Nazareth in Ga-
lilea; men was verwonderd over Hem.