29 maart 2019
‘We zijn op weg naar Golgotha.’
Net als in Mattheüs 18:1-6 vestigt de
Heer de aandacht van de discipelen
op de kinderen. Die geloven puur wat
ouders zeggen. De discipelen hadden
daar moeite mee; zij keken naar een
belangrijke plaats in het koninkrijk. Zij
wilden de kinderen niet bij Jezus laten
komen in Mattheüs 19:13-15. Zij wer-
den door de Heer daarop aangespro-
ken, de Heer zegende ze. Kinderen, ze
zijn wat geloof betreft voorbeeld voor
ouderen. In dat aspect zouden we zijn
als een kind, simpel Vader geloven.
‘Dat was genoeg voor vandaag.’
In feite wel, maar we gaan verder. De
Heer ontmoet een rijke jongeman. De
jonge rijke was trots op zijn prestatie;
hij had zich aan de wet van Israël ge-
houden; aan de tien woorden. Jezus
legt de vinger dan op de zere plek; de
vragensteller was rijk. Hij kon er geen
afstand van doen. Dat bleek, want de
Heer maakte hem duidelijk dat hij zijn
bezit moest verkopen. De opbrengst
was voor de armen (de naasten).
‘Hij had zichzelf meer lief.’
Dat gaf de Heer fijntjes aan in de op-
dracht die Hij aan de rijke gaf. Petrus
zegt dat de discipelen wel alles ach-
tergelaten hadden, Hem volgden.
Als belofte kregen zij mee, dat zij de
12 stammen in het koninkrijk zullen
richten in de wedergeboorte, het ko-
mende aardse koninkrijk. Verder gaf
Hij de belofte dat al wie alles achter
zich laat, eonisch leven in het aardse
koninkrijk van Messias Jezus zal heb-
ben. Daarbij zouden vele eersten de
laatsten zijn en andersom.