Woord vandaag

‘In Efeziërs 1 gaat ook om vergeving he, is dat voor de gemeente dan net zo
als bij Israël? Er is bij Israël toch ook vergeving van zonden?’

Bij Israël is er vergeving van zonden. Maar dat kon herroepen worden. Het
is voorrecht van een koning om te vergeven,maar ook om daarop terug te
komen. Dat blijkt uit de gelijkenis over de man die 10000 talenten schuldig
was aan de koning. Hij ontving vergeving, maar kon op zijn beurt een ander
die aan hem veel minder schuldig was niet vergeven. Om die reden nam de
koning de vergeving terug en werd de man alsnog gevangen gezet
(Mattheüs 18:23-35).

‘Maar wat wil je daarmee zeggen?’

Dit is wat met het volk Israël gebeurde. Zij waren veel schuldig aan de koning,
die een beeld van God is. Zij konden het oude verbond niet houden, zij hielden
de Torah niet. Het ergste was de kruisiging van de zoon van God. Op basis
van het gebed van de Heer aan het kruis (‘Vader, vergeef het hun, want zij weten
niet wat zij doen’) vergaf God wat zij schuldig waren. Maar zij konden op hun
beurt de gojim (heidenen) niet vergeven. Daarom nam God de vergeving terug
en het volk werd alsnog op een zijspoor gezet en ging in ballingschap na de ver-
woesting van Jeruzalem in 70 AD.

‘Heeft Paulus het hier in Efeziërs 1 over iets anders dan?’

Hij spreekt van de vergeving van de krenkingen. Dat is een ander gebied dan
alleen zonden. Het gaat nu niet langer om een koning die zonden vergeeft, maar
om een gezin waarin een vader gekrenkt wordt door wat zijn zoon doet.
Die vader vergeeft dat waardoor de zoon zijn hart en gevoelens krenkte.
Er staat verder, wij die vergeving hebben en dat het in overeenstemming met
de rijkdom van Zijn genade
is.

‘Nou, dat is wel weer bijzonder veel genade. Maar hoe zit dat, moeten wij niet
elke dag ’s avonds vergeving vragen aan God voor wat wij die dag verkeerd
deden?’

Het fijne is, dat er staat: ‘wij hebben de vergeving van de krenkingen’;
daarom hoeven wij er niet eens om te vragen! Dat is een verschil met
Johannes, die schrijft aan zijn volk, dat indien wij onze zonden belijden,
Hij is getrouw en rechtvaardig
om ons de zonden te vergeven
(1 Johannes 1:9).
Hieruit blijkt, hoeveel genade de leden van het lichaam van Christus
hebben ontvangen en dagelijks genieten!

Woord vandaag

‘Wat heeft Paulus toch in een paar verzen van Efeziërs 1 veel mogen zeggen he.’

Het blijft een prachtig gedeelte, een van de hoogtepunten van Gods woord, als je
het mij vraagt. Als je heel exact kijkt bij de geschiedenis van Israël bij de
uittocht, dan ontdek je, dat het bloed op de deurposten feitelijk voor de
eerstgeborenen was. Want de verderfengel ging aan de die huizen voorbij.
Maar waar dat bloed niet was, stierf de eerstgeborene, zelfs in het huis van
de Farao.

‘Daar bedenk je bij, dat het bij de gemeente, het lichaam van Christus, om
eerstgeborenen gaat?’

Wij hebben deel aan dé Eerstgeborene: Christus Jezus, die de eerstgeborene
van heel de schepping én uit de doden is (Kolossenzen 1:15,18). In die zin zijn
ook wij eerstgeborenen, zelfs van heel de schepping.
De plaats van zoon heeft verbinding met die schepping, want in Romeinen 8
staat, dat de schepping wacht op de onthulling van de zonen van God.
Onze Heer is Heer van heel de schepping. Wij, als leden van Zijn lichaam,
zullen betrokken zijn bij de verlossing en bevrijding van de schepping!

‘Als je daarover gaat nadenken, kun je het eigenlijk niet bevatten.
Het is zo groot.’

Het zijn onvoorstelbaar veel hemelingen waar wij mee te maken krijgen.
In Openbaring 5:11 staat, dat er rondom de troon meer dan 100 miljoen
engelen (boodschappers) zijn. Dat houdt automatisch in, dat er minstens
zoveel hogere hemelingen zijn. Miljarden wellicht.

Zelfs de hoogste hemelingen zullen buigen voor de leden van het lichaam
van Christus. Soevereiniteiten, gevolmachtigden, krachten en heerschap-
pijen; een hele rangorde ook daar (net als op aarde).

‘Het is bijna niet voorstelbaar, dat wij daar zo’n hoge plaats zullen bekleden.
Wat een genade!’

Woord vandaag

‘En als je dat zevende vers van Efeziërs 1 leest, kom je het woord ‘verlossing’ (NBG)
en ‘verlost’ (NBV)tegen; maar in de concordante versie staat toch iets anders?

Daar staat ‘vrijkoping’; en dat is scherper op het Grieks. Het bloed van Christus,
dat wijst op het leven wat Hij gaf en Zijn lijden aan het kruis, daardoor zijn wij
vrijgekocht. Als je dieper in de Schrift kijkt, blijkt dat vrijkoping gebeurt door
bloed en door macht.
Dit wordt in de geschiedenis van Israël prachtig geïllustreerd door het bloed,
dat aan de deurposten gestreken werd én de doortocht door de Rode Zee (macht).

‘Dat is mooi zeg. En wanneer is voor ons dan die vrijkoping door macht?’

Paulus schrijft in Romeinen 8:23, dat wij wachten op het zoonschap (de plaats van
zoon), de vrijkoping van ons lichaam. Dat beschrijft Paulus in 1 Corinthiërs 15 in
het geheimenis van de verandering van ons lichaam. Dat wordt een heel bijzonder
moment, je weet wel, de wegrukking van het lichaam van Christus, waar Paulus het
over heeft in 1 Thessalonicenzen 4:15-18.
Van een aards, stervend lichaam, verandert God het in een hemels, onsterfelijk
lichaam, dat een enorme uitstraling van licht zal hebben.

‘Zo is dus die dubbele vrijkoping niet alleen voor Israël, maar op een andere manier
ook voor de gemeente. Apart allemaal. Een bijzondere toekomst.’

Het geweldige is, dat wij die vrijkoping door Zijn bloed in de Geliefde hebben, want
hij schrijft: in Hem hebben wij de vrijkoping door Zijn bloed. Dat maakt het
nóg meer door de liefde van God.

‘Het blijft allemaal geweldig, het is overstromend veel, die genade en liefde van God.’

Woord vandaag

‘Dat eerste hoofdstuk van Efeziërs is wel heel erg rijk he.
Wat een genade.’

Als we kijken naar 1:5 en 6 dan komt beslist die genade en liefde van God rijk en
mild naar ons toe. Je leest: ’tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, die ons
begenadigt in de Geliefde’.

‘Het is inderdaad overweldigend veel. Mensen willen soms rijk zijn in bezit zoals
huizen, auto’s en dergelijke, maar deze rijkdom aan genade gaat er ver boven uit.’

En daarbij steeds bedenken dat het niets te maken heeft met wat wij deden, doen
of nog gaan doen. Het ligt helemaal in God vast!

En in vers 5 zegt Paulus nóg iets waar je zo makkelijk overheen leest. Er staat dat
die plaats van zoon is ‘in overeenstemming met het welbehagen van Zijn wil’,
dus niet gewoon Zijn wil, die aan Israël bekendgemaakt werd, maar
het
welbehagen van Zijn wil.

Ook dat wijst weer op de plaats die wij in Gods hart hebben. Het gaat boven al het andere uit.

‘Als je dit iets gaat begrijpen, kun je nooit meer in jezelf of in andere mensen
roemen, alleen in God, de Vader en Zijn zoon.’

Dat deed de apostel ook, wie roemt, roeme in de Heer, schreef hij aan de Korintiërs.
Ook dat is iets, dat veel gelovigen ontgaat. Zij roemen toch vaak in mensen, terwijl
de eer alleen voor Hem kan zijn; Zijn genade sluit ander roemen uit!

Je ziet in de christelijke wereld vaak een spreker aangekondigd als publiektrekker
bij grote samenkomsten, men komt op de naam af. Het gaat niet om die of die spreker, maar om de Heer zelf en Zijn woord! Alleen roemen in Hem.

De rijkdom aan genade stelt al het menselijke kunnen en inspanningen op de achter-
grond; het speelt namelijk geen rol. Het draait om wat
Gód doet!

‘En je denkt bij jezelf: Efeze 1 is wel bekend, vaker gelezen, maar als je er zo bij
stilstaat, lijkt het wel of je voorheen toch over veel rijkdom heen hebt gelezen.’

Woord vandaag

‘He, die plaats van zoon he, wat betekent dat eigenlijk? Wat is daar de bedoeling van?’

Het begrip ‘zoon’ veronderstelt automatisch een vader. Zonen lijken op hun vader.
Als je dat bij God toepast, zullen de zonen van Hem ook op Hem lijken. Een kind
moet nog opgevoed en begeleid worden, maar een zoon komt in de rechten die hij
van de Vader ontvangt. De waardigheid en eer om Zijn zonen te zijn, is heel erg groot.
Een zoon ontving in Israël het toegelote deel van het land van zijn vader. Zo ont-
vangen de leden van het lichaam van Christus het hun toegelote deel, maar niet
op aarde! Hun deel ligt boven, in de hemelen, te midden van de hemelingen.

Wat een toekomst he. Soms moet je als het ware bijna in je arm knijpen om niet te
denken dat het alleen een droom is. Het is bijna een science fiction film. We zitten
er dicht bij qua tijd, daar hebben we het weleens over gehad.’

Dat zeker. We kunnen niet bepalen wat de maand of het jaar is, aan alles is wel te zien
dat het bijna tijd is. De twee dagen van Israëls verstrooiing zijn voorbij (Hosea 6:1-3).
De ochtend van hun opstanding is heel dichtbij gekomen. Wij hebben een eerdere
verwachting dan zij (zie Efeziërs 1:12).

‘Dan denk je aan wat de Heer zei: ‘vele laatsten (gemeente) zullen de eersten zijn
en de eersten (Israël) de laatsten.’ En elk op hun eigen, door God toegewezen plaats!’

Helaas bij veel gelovigen onbekend hoor, deze dingen. Dat geeft nog eens extra glans
aan de genade die wij hebben ontvangen!

Daarbij is het zo, dat in vers 4 staat, dat wij heiligen en smettelozen voor Zijn
aangezicht
zijn. Wanneer is dat begonnen? Sinds Hij ons in Christus uitkoos!

‘He, en als je nu fouten maakt, vandaag? Wat als je morgen iets verkeerd doet?
Wat dan?’

Dan blijft Hij ons in Christus zo zien: heilig en smetteloos. Kijk, dát is genade!
Daar hoeven wij, sterker nog, daar kúnnen wij niets aan veranderen!