‘Toch wel bijzonder he, dat wij zo’n uniek evangelie mogen kennen.’

Dat ‘kennen’ is het Hebreeuwse woord ‘da-ath’; wat inhoudt dat je met hart
en ziel en verstand kent. Het gaat veel verder dan zoals je in onderwijs van
talen woordjes uit je hoofd moet kennen. Het gaat om kennen met heel je
mens-zijn. Hém te kennen en de kracht van Zijn opstanding, dát was de
grote passie van Paulus.

‘Dat is geweldig he, dat wij Christus Jezus, de Opgestane en Verheerlijkte
mogen kennen en ernaar jagen Hem te kennen.’

Dat is waar de apostel zich naar uitstrekt in Filippenzen 3. Hij maakte be-
kend -daarvoor was hij uitgekozen- dat wij in en met Christus Jezus gezet
zijn in de hemelen en te midden van de hemelingen. Die hoge plaats is er
een van pure genade. Dat heb je als mens nooit kunnen bedenken. Hij geeft
dat! En zo, met die zekerheid in ons hart, leven wij. Paulus overkwam veel
lijden, verdrukkingen, broeders die hem verlieten, gemeentes die hij zelf
had mogen helpen stichten en opbouwen waar hij niet langer welkom was,
woorden die hij sprak werden verkeerd uitgelegd, achterdocht van mede-
gelovigen, het was heel wat.

‘Met name die Korintiërs he, maar de anderen verlieten hem later helemaal.’

Dat was de tragiek in het leven van de apostel aan de ene kant en aan de an-
dere verheugde hij zich niettemin te allen tijde, omdat Hij wist dat niets bui-
ten Vader omging en dat Hij alles bewerkt in overeenstemming met de raad
van Zijn wil. En dat uiteraard tot het goede! Zijn genade was genoeg. Het was
toereikend in zijn leven, én in het onze. Verheug je daarin, vandaag!