‘Bijzonder wat we nu mogen zien.’
We lezen door in Hebreeën 9 en in de eerste verzen wordt aan-
gegeven, dat in het heilige voortdurend dienst werd gedaan door
de priesters. We lezen ook over het beschermdeksel, waarop het
bloed gesprenkeld moest. Maar alleen de hogepriester mocht een
keer per jaar in het heilige van de heiligen komen om daar dienst
te doen. De priesters deden hun dienst in het heilige.
‘Hoe moet je dat in dieper perspectief zien?’
Net zoals de priesters, die toch een goddelijke dienst vervulden,
niet mochten naderen tot IEUE, zo konden ook de afgedwaalde
hemelse machten niet tot Hem naderen. Zij hadden geen moge-
lijkheid om bij Hem te komen. De hogepriester op aarde mocht
de ene keer per jaar met bloed van dieren binnenkomen voor
het aangezicht van IEUE.
‘De hemelsen konden niet over dat bloed beschikken.’
We hebben gezien dat er ook heilige plaatsen in het hemelse be-
reik moeten zijn. Zo konden de hemelsen geen toegang hebben in
het heilige van de heiligen in de hemelen. En niet in de directe na-
bijheid van God komen. Israël op aarde kon wel jaarlijks door de
hogepriester gezegend worden wanneer hij weer verscheen buiten
de tabernakel en de tempel.
‘Ja, en de hemelingen misten dat.’
Dat werpt weer een bijzonder en nieuw licht op hoe het boven is.
Allereerst ligt het daar anders, omdat de factor tijd daar in feite
geen of veel mindere rol speelt. De hemelsen hebben geen mo-
gelijkheid om uit een lagere schepping iets te slachten, zodat
bloed toegang tot IEUE mogelijk kon maken. De dieren waren aan
de mens gegeven (Genesis 9:2-4), maar de mens was op zijn beurt
niet aan de hemelsen gegeven.