‘Wat heeft Paulus toch in een paar verzen van Efeziërs 1 veel mogen zeggen he.’
Het blijft een prachtig gedeelte, een van de hoogtepunten van Gods woord, als je
het mij vraagt. Als je heel exact kijkt bij de geschiedenis van Israël bij de
uittocht, dan ontdek je, dat het bloed op de deurposten feitelijk voor de
eerstgeborenen was. Want de verderfengel ging aan de die huizen voorbij.
Maar waar dat bloed niet was, stierf de eerstgeborene, zelfs in het huis van
de Farao.
‘Daar bedenk je bij, dat het bij de gemeente, het lichaam van Christus, om
eerstgeborenen gaat?’
Wij hebben deel aan dé Eerstgeborene: Christus Jezus, die de eerstgeborene
van heel de schepping én uit de doden is (Kolossenzen 1:15,18). In die zin zijn
ook wij eerstgeborenen, zelfs van heel de schepping.
De plaats van zoon heeft verbinding met die schepping, want in Romeinen 8
staat, dat de schepping wacht op de onthulling van de zonen van God.
Onze Heer is Heer van heel de schepping. Wij, als leden van Zijn lichaam,
zullen betrokken zijn bij de verlossing en bevrijding van de schepping!
‘Als je daarover gaat nadenken, kun je het eigenlijk niet bevatten.
Het is zo groot.’
Het zijn onvoorstelbaar veel hemelingen waar wij mee te maken krijgen.
In Openbaring 5:11 staat, dat er rondom de troon meer dan 100 miljoen
engelen (boodschappers) zijn. Dat houdt automatisch in, dat er minstens
zoveel hogere hemelingen zijn. Miljarden wellicht.
Zelfs de hoogste hemelingen zullen buigen voor de leden van het lichaam
van Christus. Soevereiniteiten, gevolmachtigden, krachten en heerschap-
pijen; een hele rangorde ook daar (net als op aarde).
‘Het is bijna niet voorstelbaar, dat wij daar zo’n hoge plaats zullen bekleden.
Wat een genade!’