Woord vandaag

‘Als ik het goed begrijp, kom je er niet uit als je niet erkent,
dat God de schepper van het kwaad is?’

Je blijft dan zitten met een groot probleem. Waar komt
het kwaad dan vandaan? Bij de satan? En de satan zelf?

‘Velen denken dat de satan oorspronkelijk een goede engel
was, die in opstand tegen God gekomen is. Hij werd hoog-
moedig en wilde de troon van God veroveren.’

Je kunt je afvragen: waar kwam die hoogmoed vandaan?
Kwam dat zomaar in zijn hart op? Als dat zo is, tast je nog
steeds in het duister over de oorsprong van het kwaad.

Bovendien ontdek ik geen steun in de Schrift voor deze
gedachte. Men ontleent een en ander aan Jesaja 14 en
Ezechiël 28. Die hoofdstukken gaan over de koning
van Babel, en dat is een man volgens Jesaja 14:16, en over
de vorst van Tyrus, waarvan in Ezechiël 28:2 duidelijk
gezegd wordt, dat hij een mens is en geen god. Dus is hij
evenmin een engel!

Naast deze twee Schriftplaatsen kun je geen enkele vinden
die de door jou gestelde gedachte ondersteunt.
Er blijft één conclusie over: God schiep de satan als tegen-
stander, een aanwijzing daarvoor vind je in Job 26:13, alleen
zitten we daar met een zeer matige vertaling in NBG’51:

‘Door zijn adem werd de hemel helder,
zijn hand doorboorde de snelle slang.’

‘Nou dat is een tekst waarvan ik nooit eerder gehoord
heb dat die met dit onderwerp te maken heeft.’

We gaan morgen eens verder kijken naar deze tekst, want
die lijkt wel degelijk te spreken over de oorsprong van de
tegenstander!

Woord vandaag

‘He, dat was best even flink wat verwerken gisteren. Je ging wat
dieper in op het probleem van het kwaad, maar veel mensen
denken daar toch wel anders over.’

Je stuit echt op onoplosbare problemen als je het niet vanuit het
grote einddoel van God kunt zien. Als je je verdiept in wat binnen
het christendom over het kwaad wordt geleerd, dan kom je uit bij
een gedachte aan twee goden: God en de satan. Daar is een lange
strijd aan de gang, en als je het goed bekijkt, zie je dat uiteindelijk
het kwaad, de satan, overwint.

‘Hoe kom je daar nou bij, dat satan en het kwaad overwinnen?’

Nou, als het grootste deel van de mensheid uiteindelijk voor eeuwig
verloren gaat, dan is de satan toch de grote winnaar in deze strijd?

‘Oké, als het zo bekijkt, dan moet je dat wel zeggen ja.
Maar er is toch wel een zekere strijd gaande?’

Dat wel, alleen is door de dood en opstanding van de Heer Jezus
de grote overwinning al behaald. Dat was het grote en centrale
gebeuren in Gods plan, daardoor werd Gods liefde zo diep bekend-
gemaakt! En uiteindelijk is Gods liefde het antwoord op het pro-
bleem van het kwaad!

‘Maar God bewijst Zijn liefde jegens ons, dat Christus toen wij nog
zondaren waren, voor ons stierf.’    (Romeinen 5:8)

En Paulus eindigt dat gedeelte met opstandingsleven, in dat van de Zoon!

Woord vandaag

‘Het is een prachtige boodschap. Genade. Waarom zijn er maar zo
weinig mensen op de wereld die dit horen en geloven?’

God bedoelt in deze tijd van genade, een aangename tijd, dat het
lichaam van Christus geroepen wordt. Het geloof is niet van allen
in deze tijd.

Het kwaad speelt een grote rol in deze derde, boze eon. In de eerste
twee eonen speelde het kwaad ook een grote rol. We hebben kort
geleden nog gezien, dat God de schepper is van het kwaad, zoals
Jesaja dat zegt. Hierna, in de vierde en vijfde eon, zal het kwaad een
veel kleinere rol spelen om uiteindelijk definitief uit het universum
te verdwijnen.

‘Veel mensen worstelen met het probleem van het kwaad en daarmee
verbonden: het lijden. Ik vind dat ook moeilijk, vooral als het dichtbij
komt, in je eigen gezin of familie of medegelovigen.’

Er is veel over nagedacht ja, gefilosofeerd door mensen. Mensen willen
het kwaad niet en toch overkomt het hun. God onderwijst de mens door
tegenstellingen. In het evangelie leer je steeds meer te denken vanuit het
einddoel dat God gaat bereiken met deze schepping.

Zonder een besef van dat grote einddoel van God kom je er nooit uit.
Je blijft dan zitten met het kwaad in het universum, dat blijft dan een
raadsel, je komt er niet uit.

Job aanvaardde het uit Gods hand, dat grote kwaad wat hem trof.
Daarna zie je en lees je de worsteling van Job ermee, maar die kende
niet het evangelie zoals wij dat leren kennen.

Gods liefde die allen bereikt. Dat is het grote antwoord op al die vragen
omtrent het kwaad en het lijden. Dat je er doorheen moet, is de (vaak)
moeilijke weg die wij gaan; maar je bent blij van binnen omdat je beseft
dat uiteindelijk Gods liefde sterker zal blijken te zijn dan zelfs de (tweede)
dood, zodat allen zullen leven in onsterfelijkheid!

Dan is niet alleen het kwaad, maar ook het lijden definitief weggedaan !

Woord vandaag

‘Nou nou, je hebt gisteren redelijk uitgehaald naar die oudtestamenticus
van Bekkum. Je mag toch gewoon onderzoek doen naar de dingen uit het
verleden?’

Natuurlijk. Alleen merk je wat weinig geloof bij hem als je zijn uitspraken
en de strekking van zijn promotie onderzoek leest. Het lijkt net alsof hij kijkt
naar de archeologische vondsten en andere gegevens, de interpretatie ervan
voor waar aanneemt en vervolgens aan de tekst van de Schrift gaat twijfelen.

‘Noem eens een voorbeeld dan?’

In het artikel komt de vraag over de verovering van Jericho en Ai. Hij
beweert daarvan dat hij grote moeite heeft met wat in de Schrift staat,
omdat het er sterk op lijkt dat er toen geen mensen in die steden woonden.
En dus is er voor van Bekkum een probleem.
Hier botst het menselijke verstand met de Schrift. Zoals hij het stelt maakt
hij in feite de Schrift belachelijk.

‘Is het echt zo erg?’

In het volgende gedeelte van dat interview zegt hij in alle ernst:
‘Je moet niet alles in het boek (Jozua) letterlijk nemen, dat is niet de
bedoeling. De schrijver overdrijft hier en daar bewust, schematiseert
gebeurtenissen, maakt gebruik van literaire verteltechnieken.
Vooral geografisch wordt er veel gespeeld. De plekken van de veld-
tochten zijn vrij beperkt qua omvang. Maar in de samenvattende be-
schrijvingen worden die grenzen enorm opgerekt.’

Dus zo kijkt hij tegen dat gedeelte van Gods woord aan, en kennelijk
vindt hij de beschrijvingen niet betrouwbaar. Hij gebruikt woorden als
‘overdrijven’ en ‘grenzen oprekken in de beschrijvingen’. Daarmee dis-
kwalificeert hij van het Bijbelboek Jozua de hoofdstukken 9-13, en doet
het ergste vrezen voor zijn idee over andere gedeelten van de Schrift.

Hij maakt problemen waar die er voor de gelovige niet zijn.
We kunnen gewoon stellen, dat de Schrift uiterst betrouwbaar is.
Hebreeën 11:30,31 spreekt van Rachab, de hoer en van ongehoorzamen
in de stad Jericho. Dus is er geen probleem.
Dan woonden er gewoon mensen in Jericho.

Als men de betrouwbaarheid van Jozua 9-13 zo betwijfelt, is dan de rest
van de Schrift wel geloofwaardig? Wij doen er goed aan ons verstand onder
de Schrift te stellen in plaats van boven!

Paulus sprak de Corinthiërs in zijn dagen al aan, dat zij niet gezind zouden
zijn boven wat geschreven staat (1 Corinthiërs 4:6)…..

Woord vandaag

‘Heb jij vrijdag (12 maart) ook dat interview met die adjunct-hoofdredacteur
van het Nederlands Dagblad in die krant gelezen?

Jazeker.

‘En? Wat vond jij daar van? Ik ben er wel van geschrokken. Zou het nu echt
zo zijn, dat er gedeelten van de Bijbel niet zo gebeurd zijn zoals het er staat?’

Aan de ene kant gaan al mijn haren recht overeind staan en aan de andere
kant word ik verdrietig, als ik zoiets lees.

Zijn dissertatie over Jozua 9-13, de intocht van Israël in het land Kanaän onder
Jozua, spreekt ervan, dat het niet (altijd) zo gebeurd is zoals daar geschreven staat. 
De theoloog Koert van Bekkum beweert met droge ogen met zijn doctoraalscriptie,
waarop hij op 18 maart hoopt te promoveren, het volgende (ik citeer de interviewer
die samenvat):

Zoals u het verwoordt, lijkt Jozua een heel menselijk boek. Het is niet letterlijk
gebeurd zoals het er staat. De auteur gaat creatief om met de historische feiten,
en maakt er zijn eigen verhaal van. 

‘In het daarop volgende antwoord zegt hij dat menselijke element niet zo’n probleem
te vinden en geeft dan als voorbeeld: ‘Als wij onze boodschap presenteren, gaan
wij ook heel vrij om met de feiten. Hoe vaak wordt in een preek bijvoorbeeld God
niet sprekend ingevoerd?    ‘Dan zegt God tegen u….’  Dat heeft God niet rechtstreeks,
in die exacte bewoordingen, gezegd. Maar niemand vindt dat een probleem. Zo werkt
dat in onze wereld, en waarom zou dat in Jozua’s wereld niet zo werken?’

Uit dit antwoord blijkt, hoe van Bekkum aankijkt tegen de inspiratie van de heilige
Schrift. Hij zegt niets over Gods leiding in het schrijven van Jozua. Voor hem is het
menselijk terugkijken op de geschiedenis en vergelijkt het met hoe mensen vandaag
spreken.
Het boek Jozua is gewoon Gods woord. Punt. Dat men later vanuit archeologische
opgravingen niet goed kan zien hoe een en ander toen is gegaan, is logisch.

Nu draait van Bekkum met vele anderen mee in de richting van aanpassen van de
Bijbel of de visie op de Bijbel(gedeelten) met het oog op de vondsten en interpreta-
ties van de wetenschap.

Men kan natuurlijk ook overwegen de wetenschap in dienst van de Bijbel te stellen!