‘Zeg, wat is nu het heikele onderwerp waar we over gaan nadenken?’

Wat Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 4:13-18. De zogeheten ‘op-
name van de gemeente’. De pogingen die geweldige verwachting van het
lichaam van Christus weg te redeneren, weg te nemen, af te schrijven,
zijn vele. De een heeft er nog nooit van gehoord omdat het niet gepredikt
wordt, de ander is er een tijd blij mee, maar wordt op andere gedachten
gebracht, weer een ander vindt het maar een onwerkelijk idee en wil
liever met beide benen op de aarde blijven staan, en zo voorts.

‘Nou ja, ik ben er wel blij mee, en dat al jaren!’

Toch komen er vaak allerlei redeneringen naar voren, op grond waar-
van men dit gedeelte uit 1 Thessalonicenzen 4:13-18 wegschrijft en weg-
verklaart.
Een gedachte is, dat het een soort afgeleide was van Paulus om op zijn
manier te schrijven over de wederkomst van Christus. Men ziet in die
(kerkelijke) visie maar één wederkomst, dat is aan het einde van alle
tijden, op de jongste dag (of laatste dag = hetzelfde als jongste dag). Hij
komt dan ‘om te oordelen de levenden en de doden’, waar iedereen bij
betrokken is: ben je een schaap (gelovige), dan ben je na het laatste oor-
deel voor eeuwig behouden. Maar ben je een bok, dan ben je voor
eeuwig verloren.

‘In die gedachten van de kerk is de opname van de gemeente helemaal
geen punt, dus? Speelt helemaal geen rol?’

Ja, men heeft al die momenten van gericht (artikel 37 ngb) op één hoop
geschoven. Men ziet geen verschillen. Men onderscheidt evenmin in die
visie Israël en de gemeente, want aan het einde is iedereen gelijk. Ieder
staat voor de grote witte troon. Maar dat doet geen recht aan ‘de tijden en
gelegenheden’ en diverse fasen in Gods plan, die in de Schrift wel uit elkaar
worden gehouden.

‘Daarom zijn veel kerkmensen bang voor de wederkomst van Christus?’

Ja, omdat men niet zeker is van redding. Men houdt er altijd nog rekening
mee, dat men aan het einde van de rit tóch een bok blijkt te zijn. Kennelijk
niet genoeg naar de kerk gegaan, of niet genoeg goede dingen gedaan, of te
weinig geloof of wat dan ook maar. Men kan dan zelfs vreselijke angsten
hebben op het sterfbed. Verschrikkelijk!

‘Wat kunnen wij dan dankbaar zijn voor de boodschap van genade, dat het
niet van ons, maar van Zijn werk afhangt!’

Geweldig is dat, de redding ligt niet in ons vast, maar in Christus Jezus.
Fantastisch!