‘Dat wat je gisteren zei, had ik niet zo bij stilgestaan. Dat wij mogelijk
ook iets te maken hebben met het verzoeningswerk op aarde.’
Het is opvallend, dat Paulus in Kolossenzen 1 het lichaam van Christus
noemt als hij over Hem zegt, dat Hij de eerstgeborene uit de doden is.
Hij is het hoofd van het lichaam. Terwijl iets verder van Hem wordt
gezegd, dat door Hem al die schepselen in de hemel en op de aarde ver-
zoend worden met God.
‘In Efeziers wordt toch gezegd dat Hij zijn genade gaat tentoonspreiden
te midden van de hemelingen; Zijn mildheid over ons in Christus Jezus?’
Ja en er staat, dat Hij de gemeente gebruikt als instrument. Het is door de
gemeente die Zijn lichaam is. Verderop staat ook dat wij de veelvuldige
wijsheid van God bekendmaken te midden van de hemelingen aan de
soevereiniteiten en gevolmachtigden. Dat gebeurt nu al; maar straks
voluit door heel het lichaam van Christus! Dit spreekt van een bijzonder
hoge status van ons als leden van Zijn lichaam.
‘Je gaat er steeds meer naar uitkijken naarmate je er meer over denkt en
leest; ik kan bijna niet wachten tot de bazuin gaat!’
Het is echt geweldig, die genade die wij ontvangen, toebedeeld krijgen. Hoe
is het mogelijk dat wij dat mogen gaan doen? Waar hebben wij dat aan ver-
diend? Nergens aan! Het is de overstijgende rijkdom van Zijn genade in Zijn
mildheid over ons. Ah, dat is toch iets om je over te blijven verbazen!
‘Als Paulus spreekt over het verheerlijkte lichaam wat wij zullen ontvangen,
dan heeft hij daar iets van gezien toen de Heer hem ontmoette op weg naar
Damascus.’
Een ongelooflijke uitstraling van licht. Wij zijn dan zo doordrongen van de
geest van God, dat wij helemaal niet meer aan de tijd, ruimte of wat ook ge-
bonden meer zijn. Los van het aardse, helemaal aangepast aan de nieuwe
omgeving waar wij ingezet zullen worden; de hemelen, het heelal, al die
stelsels van sterren, het lijkt onmetelijk groot. En daar zullen wij voor al
die hemelingen veel gaan betekenen! Geweldig he.