‘Goed dat we even naar de verschillende tijden van handelen van God
hebben gekeken.’
Je ziet met die verschillen, dat ook onder de Thora van Mozes, er genade
was en dat geloof een belangrijk gegeven was, ook toen. Eigenlijk is dat
altijd zo geweest. Geloof speelde bij Adam, Noach, Abraham, Izaak, Jakob
een grote rol. Maar toen de Thora kwam, 430 jaar na Abraham, ging het
nog steeds om geloof. Leg Hebreeën 11 maar open en je leest dat terug.
‘In Romeinen 5:20 staat, dat de Thora er bij ingekomen was opdat de over-
treding zou toenemen.’
Door de Thora is de erkenning van zonde (Romeinen 3:20), en door de
werken van de Thora wordt geen vlees gerechtvaardigd voor God.
Het ging nog steeds om geloof. Het gebod dat gekomen was, zorgde er-
voor dat de zonde bovenmate zondaar zou worden (Romeinen 7:13).
Volgens het principe van geloof spelen deze werken een ondergeschikte
rol. God verklaarde de gelovige Abraham immers ook rechtvaardig!
‘Het gaat om geloof al die tijd, ook bij Israël onder de Thora?’
De Thora was ook gegeven bij de verbondssluiting. Daar ging Jahweh een
huwelijk aan met Zijn volk Israël. Dat werd een ongelukkig huwelijk, om
het zo maar te zeggen en later gaf Jahweh aan het volk een scheidbrief.
Het oude verbond was gebroken omdat het volk niet deed wat de Thora zei.
Niettemin ging het steeds om geloof, zoals de profeet Habakuk aangeeft:
‘de rechtvaardige zal door zijn geloof leven’ (2:4). Daar grijpt Paulus op
terug in Romeinen 1:16,17 en Galaten 3:11.
‘Dus geen gedoe maar geloof?’
Dat is wat Paulus ook zegt in Galaten 3:12 :
Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar:
De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven.
En zo blijft het. In zijn uitzonderlijke Efezebrief schrijft de apostel:
Want in genade zijn jullie geredden, door geloof, en dit niet uit jullie
zelf; het is Gods naderingsgave, niet uit werken, opdat niemand zich
beroemen zal.