Opdat wij weten, wat God ons in genade schenkt!

omdat God het is Die zegt:
“Uit duisternis zal licht stralen,” 
Welke ook straalt in onze
harten tot verlichting van de 
kennis van de heerlijkheid 
van God in het aangezicht 
van Jezus Christus.
        2 Korinthiërs 4:6

God is licht en in Hem is in
geheel geen duisternis. In
situaties trekt Hij Zijn licht 
terug; duisternis. 
Paulus verwijst hier onder 
meer naar Genesis 1:3. 
Daar spreekt God (Elohim)
‘het worde licht’ in chaos
en duisternis. De wereld 
was toen neergeworpen; 
God begint Zijn herstelwerk
van Genesis 1:3-2:4.
Zo ook bracht Zijn licht in ons 
hart zicht op Christus’ grote 
heerlijkheid. Zijn aardse en
hemelse heerlijkheden zijn
groot; wie zal ze alle volledig
kunnen bevatten? Wat een 
grote genade, wanneer iets 
van die heerlijkheid in ons 
hart is!

onszelf echter als jullie 
slaven vanwege Jezus
  2 Korinthiërs 4:5^b

Navolgen van Christus is:
als slaaf dienen. Hij is Heer,
staat ook in dit vers. In Zijn 
aardse leven was Hij in de 
vorm van slaaf en diende. 
Daarna kwam Zijn tijd om te 
regeren en Hij is nu aan de
rechter(hand) van de Vader.
Onze tijd om met Hem in de
zo bijzondere bediening te 
staan als de leden van Zijn 
lichaam is nu nog niet. 
Zoals Hij, Jezus, kwam om 
te dienen en niet om te 
heersen, zo is het nu ook 
onze tijd op aarde om te 
dienen. In wezen als slaaf; 
de Heer is het, Die bepaalt. 

Want wij verkondigen niet 
onszelf, maar Christus Jezus 
de Heer
    2 Korinthiërs 4:5

Christus Jezus is Degene van 
Wie wij alles ontvangen.
Het draait om Hem in Gods 
voornemen van eonen.
God bracht Hem als Eerste 
voort, schiep Hem als Begin.
Dat is Zijn heerlijkheid voor
Hij mens werd. Hij noemt dat
in Zijn gebed in Johannes 17:5
‘voor de wereld was’.
Die grote heerlijkheid, het aan
God gelijk zijn, legde Hij af.
Hij werd Mens en onderging 
in geloof, in gehoorzaamheid 
de  smadelijke kruisdood. En
naar de belofte wekte Vader
Hem op – op de derde dag. 
Nu is Hij verheerlijkt, en dat 
is meer heerlijkheid!
Laten wij Hem, onze geliefde
Heer, daarvoor danken. Voor
Wie Hij is en wat Hij doet en
nog zal doen.

Want wij verkondigen niet 
onszelf, maar Christus Jezus 
de Heer
    2 Korinthiërs 4:5

In Paulus’ dagen spraken veel
sprekers meer over zichzelf 
dan over de Heer. Ook nu is 
dat het geval. Vaak gaat het 
meer om de mens dan om 
Christus Jezus. 
Hij zou centraal staan in onze
verkondiging en onderricht.
Uit Hem komt in wezen alle
kracht, Hij geeft Zijn geest die 
woning in ons maakt; in alles
danken wij Hem.
De wereld werd door Hem 
verzoend; Hij bewerkt alles.
De grote, ja onnaspeurlijke 
rijkdom van Hem is centrum
van het goede nieuws.  
Het is dan ook het evangelie
van de heerlijkheid van de
Christus.

de lichtglans van het evangelie 
van de heerlijkheid van 
Christus, Die het Beeld is van 
de onzichtbare God
         2 Korinthiërs 4:4^b

De onzichtbare God! Volgens 
de Joodse traditie is Hij ‘de 
Onkenbare, de Verborgene’.
Als Jahweh maakte Hij Zich in
woorden en daden kenbaar 
aan Zijn volk Israël. De werken
waren soms ook zo, dat de
natiën iets beseften van Hem, 
Die de heilige God van Israël 
is. Zijn heerlijkheid werd in en
door de Zoon bekendgemaakt.
Toen Hij op aarde was, sprak 
Hij zoals nog niemand in Israël
had gesproken. Hij liet doven 
horen en blinden zien.
Verlamde mensen liet hij weer
wandelen. In die wonderen is
te zien, dat Hij de Messias is,
en dat Zijn volk doof, blind en 
verlamd was. 
Later, na wat Hem overkwam
in Zijn kruisdood, werd Hij ook
opgewekt door de Vader, Die
daarmee Zijn heerlijkheid als
de grote Krachtbron van liefde
toonde. In het evangelie dat 
Paulus verkondigt, wordt Zijn 
heerlijkheid bekendgemaakt;
de heerlijkheid van Christus!