‘Dat vers 12 sluit weer bij de vorige twee verzen, over de koning.’
voor koningen is het een gruwel goddeloos te handelen,
want door gerechtigheid wordt een troon bevestigd.
Een koning zou herder van zijn volk zijn. Israël heeft wat dat betreft goede
koningen gekend. David, Salomo, Hizkia, e.a. Uiteindelijk bleken zij toch
ook gewone mensen te zijn met hun beperkingen. Zij waren in hun leven
echter wel prachtige voor-beelden van de ware Koning en Herder: Jezus
Christus. Het is voor koningen een gruwel, inderdaad, goddeloos te hande-
len. Regeringen en regeringspersonen vandaag blijken niet altijd ‘schone
handen’ te hebben. Wat inderdaad een gruwel is – als het blijkt.
‘Dat is zeker, want meestal genieten regeringspersonen een zeker respect en
waardering voor hun werk.’
Daarom blijkt het des te schokkender als aangetoond wordt, dat zij bij minder
fraaie zaken betrokken blijken. Hier is niet de plaats om de werken van de duis-
ternis in die zin te laten zien, daarover is elders voldoende in boeken gepubli-
ceerd. Hier volstaat te verwijzen naar een m.i. standaardwerk : ‘Het domein van
de slang’ van Willem Ouweneel s.s.t.t.
‘In feite geldt het tweede deel van deze spreuk voor 100% voor de regering van
Christus zelf?’
Vanzelfsprekend. Dat geldt al enigszins in de komende 1000 jaren (zie Openbaring 20),
maar ook op de nieuwe aarde, waar Gods gerechtigheid woont. Het is een uitgemaakte
zaak, dat dáár een geweldige regering zal zijn, als de Heer samen met Zijn volk regeert
over de volkeren. Het zal een toegroeien zijn naar de voleinding, en gerechtigheid zal
werkelijk betekenen: ieder krijgt wat voldoende is, en meer dan dat! Zij zullen Hem diep
dankbaar zijn, de Heer Jezus Christus, die alles heeft volbracht!