‘Wat stelt dan de diepte voor van het Efeze-geheimenis?’
Dit enorme geheimenis bergt niet alleen de breedste breedte in zich, maar
strekt zich ook uit over de eonen. Ook gaat het heel diep, zó diep dat het
de diepst gevallen zondaar bereikt. Hoe een mens ook weggezakt kan zijn
in de zonde en daardoor in diepe ellende is, Gods genade gaat nog dieper.
De laagste zondaar kan tot geloof komen, God roept en dan is er geen hou-
den meer aan, dan moet de geroepene komen.
‘Een uit de heidenen is in principe veel dieper gezakt dan de Israëliet.’
Israël stond boven de volkeren op grond van hun uitkiezing door God.
Daardoor hadden zij beloften en voorrechten boven de andere volken.
De heidenen waren lager; ver van God af, in de zonde weggezakt; onwe-
tend en vervreemd, alleen de dood verdienend. Maar de genade van God
reikt dieper dan de diepste vernedering door zwakheid en zonde!
‘Ja geweldig, dat is de heerlijkheid van God.’
Toen Paulus dit schreef, was de tijd erg donker en somber. Toen de apos-
tel de laatste keer in Jeruzalem was, werd hij verworpen. Men had onte-
rechte verdachtmakingen. Daardoor was men woedend. Hij kon maar
net ontzet worden door Romeinse soldaten. Ze moesten hem en vooral
zijn boodschap niet. Hij zat in de gevangenis in Rome. De Joden hadden
hun Messias Jezus verworpen. Zij gunden de natiën niet echt een plaats.
Elk zegenkanaal zat verstopt. Alles leek rijp voor gericht van God. Maar
Paulus schrijft in zijn gevangenschap!