Woord vandaag

‘Ja, alles werd gereinigd door bloed. Noodzakelijk als heenwijzing.’

In het derde boek van de Schrift, Leviticus, staat in hoofdstuk 16,
en dan vers 15-20, dat Aäron een jonge stier moest slachten. Van
het bloed ervan moest hij op grote verzoendag voor hem zelf en
zijn gezin sprenkelen op het zoendeksel (beschermdeksel) aan de
kant naar het oosten toe en zeven keer voor het zoendeksel.

‘Daarnaast ook het bloed van één van beide bokken?’

Ja, dat was dan bestemd als zondoffer voor heel het volk. Hij moest
daarmee hetzelfde doen als het bloed van de jonge stier. Dit ver-
wees uiteraard naar het kostbare bloed van Christus. Zoals Aäron
bloed sprenkelde en daarmee de heilige plaatsen en het volk rei-
nigde, zo is Christus Jezus, als de grote Hogepriester naar de orde-
ning van Melchizedek, met Zijn eigen bloed de heilige plaatsen
van de ware tabernakel binnengegaan en de zonden weggedaan.

‘Prachtig, zo gold dat bloed voor allen.’

Hij, Christus Jezus, deed dat allereerst voor God, de Vader. En het
was symbolisch voor de reiniging die tot stand gebracht was door
Zijn lijden en sterven aan het kruis. Daarom is dat bloed zo kost-
baar voor Vader, voor ons, voor Israël, voor heel de schepping.
De Heer Jezus Christus werd daar tot zonde gemaakt, op dat wij,
maar niet wij alleen, gerechtigheid van God in Hem worden!

Woord vandaag

‘Heerlijk zo wat meer zicht te hebben op de hemelsen.’

Gisteren keken we naar het kostbare bloed van Christus. Hij is
met Zijn eigen bloed door de hemelen gegaan en in het binnen-
ste heiligdom ingegaan. Daar bleek, dat Zijn lijden, sterven en
opwekking uit de doden zeer verstrekkende gevolgen heeft. Hij
heeft daarmee een definitieve reiniging van zonden bewerkt.

‘Ook was het in Romeinen 3:25 gisteren aan de orde.’

Ook toen hebben we gezien, dat Zijn geloof, Zijn offer en dus ook
Zijn bloed, bepalend is voor de mens. En voor heel de schepping.
Dus ook voor de hemelsen. Het bloed van bokken en kalveren had
beperkte werking. Het gaf geen permante reiniging. Maar het
bloed van Christus gaf wel reiniging van het geweten van dode
werken.

‘Dan kon degene die gelooft wel goddelijke dienst verrichten.’

Dat kon dan, en zo biedt het bloed van Christus ook ruimte voor
de hemelsen. Het brengt op aarde ook de opening naar een nieuw
verbond van IEUE met Israël.  In Hebreeën 9:18-22 wordt verder
duidelijk, dat alles: het volk, de tabernakel, de instrumenten die
gebruikt werden, de boekrol van de wet, gereinigd werd door het
bloed. Dat is een opmerkelijk iets, we gaan er morgen mee door!

Woord vandaag

‘Zo’n doorkijk via het aardse naar het hemelse. Ben er blij mee.’

Waar we gisteren eindigden was, dat er geen mens was voor de
hemelsen, dat bleek al snel nadat God de mens geschapen had.
Die mens was een doelmisser geworden na misleid te zijn door de
slang. Omdat een eventueel offer zonder vlek of gebrek moest zijn,
leek het er voor de hemelsen op, dat zij geen toegang tot God
konden krijgen.

‘Door Mozes kwam later de dienst aan God.’

Het moet de hemelse machten niet ontgaan zijn, dat aan Mozes
hun goddelijke dienst getoond werd. Dat kreeg zijn weerslag in de
tabernakel en de tempel op aarde. De hemelse machten die daar-
naar keken, moeten een opvallende parallel met hun eigen dienst
gezien hebben. En dat één keer per jaar de hogepriester IEUE wel
mocht naderen door middel van bloed van een geslacht dier.

‘Daar denk je niet aan, dat ook de hemelse machten toekeken.’

En daardoor hebben zij ook wellicht hoop gekregen op toegang
tot IEUE. En in Hebreeën 9:11,12 staat:

‘maar Christus, erbij komende Hogepriester van de toekomstige
goederen, door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet
met handen gemaakt, dat is: niet van deze schepping, zelfs niet
door het bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen
bloed, ging eens voor altijd naarbinnen de heilige plaatsen, eoni-
sche verlossing vindend’

Wat een bijzondere gebeurtenis moet dat geweest zijn, toen Hij,
de grote Hogepriester, in de heiligste plaats kwam – met Zijn ei-
gen bloed! Als teken dat het werk volkomen was, het gebeurde
op Golgotha en nadat Hij was opgewekt kwam Hij in deze plaats
en bleek voor de hemelsen ook toegang tot Vader mogelijk!

Woord vandaag

‘Bijzonder wat we nu mogen zien.’

We lezen door in Hebreeën 9 en in de eerste verzen wordt aan-
gegeven, dat in het heilige voortdurend dienst werd gedaan door
de priesters. We lezen ook over het beschermdeksel, waarop het
bloed gesprenkeld moest. Maar alleen de hogepriester mocht een
keer per jaar in het heilige van de heiligen komen om daar dienst
te doen. De priesters deden hun dienst in het heilige.

‘Hoe moet je dat in dieper perspectief zien?’

Net zoals de priesters, die toch een goddelijke dienst vervulden,
niet mochten naderen tot IEUE, zo konden ook de afgedwaalde
hemelse machten niet tot Hem naderen. Zij hadden geen moge-
lijkheid om bij Hem te komen. De hogepriester op aarde mocht
de ene keer per jaar met bloed van dieren binnenkomen voor
het aangezicht van IEUE.

‘De hemelsen konden niet over dat bloed beschikken.’

We hebben gezien dat er ook heilige plaatsen in het hemelse be-
reik moeten zijn. Zo konden de hemelsen geen toegang hebben in
het heilige van de heiligen in de hemelen. En niet in de directe na-
bijheid van God komen. Israël op aarde kon wel jaarlijks door de
hogepriester gezegend worden wanneer hij weer verscheen buiten
de tabernakel en de tempel.

‘Ja, en de hemelingen misten dat.’

Dat werpt weer een bijzonder en nieuw licht op hoe het boven is.
Allereerst ligt het daar anders, omdat de factor tijd daar in feite
geen of veel mindere rol speelt. De hemelsen hebben geen mo-
gelijkheid om uit een lagere schepping iets te slachten, zodat
bloed toegang tot IEUE mogelijk kon maken. De dieren waren aan
de mens gegeven (Genesis 9:2-4), maar de mens was op zijn beurt
niet aan de hemelsen gegeven.

Woord vandaag

‘Zeg, die hogepriester, Aäron en opvolgers, dat is ook een type?’

Nou en of! Alle hogepriesters spreken van die Ene ware Hogepries-
ter, die nu in de hemelen is. De Heer Jezus Christus. Hij is de grote
Hogepriester waar Hebreeën uitvoerig over spreekt. Niet naar de
ordening van Aäron, maar die van Melchizedek, die op zich al groter
was dan Aäron, zo spreekt de brief (3:1; 5:5,6,10; 7:1-10).

‘En Aäron was een schaduw en type van Christus.’

Ja, wanneer je dat ziet in parallel met de aardse tabernakel was
hij een aardse priester, naar de wet, met zwakheid bekleed (7:28).
Niettemin was hij een type van de hemelse Hogepriester. De Heer
is nu in de hemel de ware Hogepriester en uitvoerend Dienaar, Die
in is gegaan met een Offer dat geen herhaling nodig had: Hij Zelf
was het ware Offer (7:27). Daarmee brengt Hij anderen tot volko-
menheid (10:14). Hij zal, niet alleen op aarde, maar ook in het he-
melse bereik de dienst aan God in volheid herstellen.

‘Daarom kreeg Mozes op de berg bijzondere vergezichten.’

Hem werd op de berg getoond wat later de weerslag kreeg in de
tabernakel en de tempel en de bijbehorende dienst. Zo kon IEUE
genaderd worden. Dat gold dus ook in het hemelse voor de gees-
telijke, hemelse machten en krachten.
In Hebreeën 9:1 zien we, dat de goddelijke dienst vereist was bij
het oude verbond dat God met Israël sneed. Het werd verbonden
met een ‘wereldlijke heilige plaats’.-