Woord vandaag

‘Het is het mooiste wat er is, zelfs de satan zal eens God van harte dan-
ken!’

Het evangelie dat Paulus bracht predikt de totale overwinning over alles
wat nu nog tegenstand biedt. De dood en de tweede dood zullen moeten
wijken voor de levenskracht van de Vader. Christus Jezus is het, die de
dood opheft, buiten werking stelt. Dan zal de tweede dood ook alle doden
die erin zijn, moeten prijsgeven. Allen zullen leven en hun tong zal van har-
te jubelen dat Jezus Heer is. God zij dank.

‘Ja mooi. Ga door.’

Wat kan er heerlijker zijn dan dit goede nieuws? De redding van allen wordt
door de apostel Paulus luid en duidelijk gepredikt. Geen houden aan: allen
zullen leven. Het verderf zal moeten wijken voor onverderfelijkheid. Het
sterven moet plaats maken voor onsterfelijkheid. Oneer gaat weg, er zal al-
leen nog heerlijkheid zijn. Alles zal Gods heerlijkheid bekendmaken, allen zul-
len Hem als Vader kennen.

‘Er zijn toch heel wat meer die dit ook geloven?’

Ja hoor, iemand als Jan Bonda beleed dit in zijn boek Het ene doel van God,
waaraan een dogmaticus als Jan Veenhof (emeritus professor dogmatiek van
de VU) van harte meewerkte, en vele anderen weten het ook. Een theoloog als
Karl Barth beleed het ook in zijn commentaar op de Romeinenbrief. Het valt niet
te ontkennen, het is wat de Schrift onomwonden onderwijst. De algenoegzame
God van de Schriften zal uiteindelijk alles in allen zijn!

Woord vandaag

‘Eigenlijk wel logisch als het zo in elkaar zit, dat plan van God.’

Dat de satan als tegenstander geschapen werd door God, is het enige
antwoord op het probleem van het kwaad. We hebben allerlei ant-
woorden gehad in de loop van de eeuwen. Maar dit geeft echt uit-
komst, de vragen verdwijnen als je deze waarheid kent. Onze God
is echt God, de Plaatser! Alles is uit Hem en door Hem en tot Hem.
Wanneer de zonde als verrassing uit een ‘engel’  gekomen zou zijn,
dan had God het niet in de hand gehad.

‘Ja, Vader heeft echt alle touwtjes in handen. Geen angst voor een
onzekere uitkomst!’

Natuurlijk heeft de tegenwerker een zekere macht gekregen. Maar in
het leven van Job kon hij niet meer doen dan toegestaan. Hij kon het
leven van Job niet wegnemen. De beproevingen en het lijden in het
leven van Job werden door de tegenstander veroorzaakt. Maar uit het
boek weten we ook, dat dat onder de controle van Vader stond. Het
ging uiteindelijk niet buiten Vader om.

‘Machtig, wat een groot God kennen wij als Vader!’

Het is de heerlijkheid van God, dat Hij werkelijk alles uitwerkt in Zijn
plan. De satan kan niet meer doen dan wat hij aan ruimte krijgt. Is dus
ook beperkt in zijn handelen. En uiteindelijk is hij ook een schepsel die
de knieën zal buigen voor God en zijn tong zal eens van harte belijden
dat Jezus Heer is, tot eer van God de Vader. God is het, die alles bewerkt
in overeenstemming met de raad van Zijn wil.

Woord vandaag

‘De tegenstander was toch degene die het eerst zondigde?’

Jawel. Wanneer we nadenken over de oorsprong van de zonde, dan
komen we daar uit. In de Schrift vinden we een duidelijke aanwijzing
in het boek Job (26:13):

Door Zijn geest verfraaide Hij de hemelen
Zijn hand leed pijn/had geboorteweeën bij de (voort)vluchtige slang

Let daarbij op het verschil tussen geest in de eerste zin en hand in de
tweede. Geest veronderstelt nauwe verbondenheid en hand wijst op
kracht en vakmanschap, maar met de hand houd je iets van je af.

‘En wordt de tegenstander nog vaker zo genoemd?’

In Jesaja 27:1 zien we hem onder hetzelfde beeld van een slang:

In die dag zal Ieue (Ik ben) vergelden met Zijn harde, grote en sterke
zwaard aan de Leviathan, de (voort)vluchtige slang, Hij zal de draak
in de zee slaan.

Dit betreft de komst van de dag van Ieue, dat blijkt uit Jesaja 26:21,
waar onomwonden gesproken wordt over de gerichten die de dag
van Ieue inluiden en in het boek Openbaring beschreven worden.
De tegenstander is de oude slang (Openbaring 12:9), in de eindtijd
wordt hij gezien onder het beeld van een grote rode draak.

‘Ja, dit zijn sterke aanwijzingen dat het dezelfde is als in Job 26:13.’

Dan hebben we zeer sterke teksten die het ontstaan van de satan
weergeven. Daaruit volgt, dat hij als slang, als tegenstander gescha-
pen werd. God miste daarmee Zijn doel niet! Nee, de satan deed
vanaf dat moment niets anders dan tegenstand bieden, zondigen,
et cetera. En zo voldeed hij precies aan dat wat God met hem als
schepsel voorhad en toe bestemde: tegenstand bieden, vernielen.
En zo zijn we beland bij de oorsprong van de zonde en zien dat ook
de satan een schepsel van God is, en daarmee is alles uit God.   

 

Woord vandaag

‘We gaan wel dieper op deze dingen in.’

Een mens is een zondaar als ie tekortschiet aan Gods standaard, aan Zijn norm
van heiligheid en heerlijkheid. Dan is het ook zo, dat wanneer een mens zich
enorm inspant om goede daden te doen hij tóch tekortschiet aan de heerlijk-
heid van God. Maar, we denken over deze aspecten na in het licht van de al-
omvattende uitspraak van Romeinen 11:36, dat alles uit God is.

‘Ja maar God kan niet zondigen.’

Precies. En toch is alles uit Hem. Hij is de Bron, de Schepper van alles. Je kan
niet met droge ogen beweren, dat de zonde uit Adam voortkwam, in Adam
ontstond. Want de slang was voor hem in de hof. En die lispelde zodanig, dat
de mens zondigde, Gods gebod overtrad. En wanneer we een stap verder gaan
komen we bij die slang terecht. De tegenstander. Die werd echter zelf door
God geschapen en was niet bij machte zelf de zonde te scheppen.

‘Dus de tegenstander werd als zodanig geschapen?’

Er bestaat geen Schriftuurlijk bewijs voor de theorie van de zondeval. In die
theorie was de satan ooit een goede ‘engel’ of geestelijk wezen en die viel in
zonde. Wilde zich boven God verheffen, dat kwam ineens in zijn hart op. En
zo viel hij in de zonde. Dat is de theorie. Maar er is geen tekst die dat bevestigt.
Of er moet van buitenaf iets bij hem ingefluisterd zijn. Maar waar kwam dat
dan vandaan? Morgen denken we verder na!  

Woord vandaag

‘Ja, die oorsprong van de zonde. Altijd een heet hangijzer geweest.’

We zagen gisteren de uitspraak van de apostel van de besnijdenis, Johannes,
in 1 Johannes 3:4: zonde is wetteloosheid. Het is afwijken van een norm, een
wetmatigheid. Volgens Romeinen 3:23 is zondigen doel missen, een tekort
komen aan de heerlijkheid van God. Dat geldt voor elk mens. In Romeinen
wordt het begrip zonde niet bepaald aan de hand van de Thora van Mozes,

maar aan de heerljkheid van God. Alle mensen missen die.
Natuurlijk zijn er gradaties in het zondigen. We kennen de overtreding, een
al dan niet overtreden van een neergelegde regel (bijvoorbeeld het niet mo-
gen eten van de boom van kennis van goed en kwaad).

‘Zondigen is afwijken van een regel?’

Dat is het ook, ja. En zondigen tegen het gegeven licht is erger dan wanneer
het licht niet gegeven zou zijn. Denk aan de Jood, die het licht van God in hun
Thora had ontvangen. Het gericht over hen bij de grote witte troon zal erger
zijn dan over de gojim (de heidenen), die de Thora niet hadden gekregen.
Dat komt in Romeinen 2 naar voren.
En een krenking is een zonde tegen het geweten, of tegen het Vaderhart van
God, maar het zijn ergere vormen van dat waar we de oorsprong van zoeken:
de zonde.

‘Meestal hoor je, dat de satan in zonde viel. Hoogmoed in zijn hart.’

Men citeert ten onrechte daarvoor Jesaja 14 en Ezechiël 28. In beide gedeel-
ten gaat het echter niet over de satan, maar over de koning van Babel en de
vorst van Tyrus. Er is geen enkel aanknopingspunt te veronderstellen dat het
in die gedeelten om de tegenstander zou gaan. In de vertalingen is dat min of
meer wel ingelegd, maar dat kwam door de theologische voorgedachte(n) van
de vertaler(s). De theorie dat de zonde bij de satan vandaan kwam, had meer
te maken met heidens denken dan met wat de Schrift onthult. Morgen meer.