2 december 2009

‘Ja mooi, allemaal tot je dienst, die toekomst. Maar ik leef nú, vandaag, met mijn beide voeten op deze aarde, waar het er allemaal niet makkelijker op wordt. Wat moet ik met die mooie volzinnen uit Efeziërs 1 en 2? Prachtige theorie, maar de praktijk is weerbarstig!’

Je brengt onder woorden waar veel gelovigen tijdens hun geloofsleven mee worstelen. Je ziet het soms terug bij evangelische voormannen, die eerst enthousiast spreken over hun burgerschap in de hemelen, en zich niet wilden bemoeien met de politiek, maar later wel terug te vinden zijn op de kieslijst van de Christenunie. Dan kun je gerust van een omwenteling spreken.
Soms vind je datzelfde aspect in een ander spoor ook terug; waar sommigen niet wilden weten van lichamelijke genezingsbediening (want dat had met de komst van het aardse koninkrijk van de Messias te maken), staan zij nu in diezelfde genezingsbediening op het podium in samenkomsten.

Paulus is in zijn brieven een praktisch ingesteld mens. Als rabbi onderwijst hij zijn leerlingen, hoe zij met het geleerde halachisch (wandel) kunnen omgaan. De setting is echter niet langer zoals vroeger farizeïsch-wettisch, maar in genade! ‘Alle dingen zijn mij geoorloofd’ zou een echte Joodse, orthodoxe rabbi nooit, maar dan ook nooit zeggen! Zo heb je de Talmoed. Daarin wordt onder andere tot in detail omschreven (met hele discussies hoe de diverse rabbi’s het uitlegden) hóe de Joden de Torah in de praktijk moeten toepassen. Dan wordt de sjabbat wettisch ingevuld, je mág een heleboel dingen op sjabbat bijvoorbeeld niét doen. De Heer Jezus liep daar op verschillende momenten hard tegenaan en zette er steeds Zijn genade voor in de plaats. En: binnen de christenheid zie je hetzelfde als binnen het Jodendom. In orthodox-christelijke kringen wordt hier en daar tot in detail bepaald (door de kerkenraad/dominee) wat de kerkleden wel en niet (op zondag) mogen doen! En vergist u zich niet, in heel wat evangelische gemeentes gaat het (dan niet over de zondag) net zo!
Wat is het grote verschil tussen Paulus en de orthodoxie van zowel het Jodendom als de christenheid?

1 december 2009

In Efeziërs 2:6,7 wordt duidelijk wat precies de positie van het lichaam van Christus is. God geeft Christus als Hoofd boven alles aan de uitgeroepenen, de ekklesia die Zijn lichaam is; in feite werd die ekklesia daarmee verbonden met Hem in Zijn hemelse positie. Maar in Efeziërs 2:6,7 wordt het nog duidelijker:
‘…en wekt
ons gezamenlijk op en zet ons gezamenlijk te midden van de hemelingen, in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eonen tentoon zal spreiden  de overstijgende rijkdom van Zijn genade in Zijn mildheid voor ons in Christus Jezus….’
God zet ons samen. Waar? Te midden van hemelingen (in de hemelen), in Christus Jezus. Veel Joodse mensen konden bij wijze van spreken de Romeinenbrief wel meemaken. Daarin wordt niets gezegd over een hemelse toekomst. Maar hier, in de Efezebrief, wordt deze toekomst boven helder beschreven. En God zal door het lichaam van Christus de overstijgende rijkdom van genade (dat gaat dus boven al de genade uit, die in eerdere Schriften bekendgemaakt was) tentoonspreiden.  Aan wie?
Aan hemelingen. Geesten: soevereiniteiten, gevolmachtigden, krachten, heerschappijen. Een hele rangorde, zie 1:21. Hij zal dat doen tijdens de komende eonen (tijdperken).
Die overstijgende genade van God moet bekend worden in heel Zijn schepping, heel het universum.
Misschien doelt Petrus onder andere hierop als hij schrijft, dat diverse dingen moeilijk zijn om te begrijpen in de brieven van Paulus (2 Petrus 3:16). En dat geldt ook veel ware gelovigen.
Petrus wijst er wel op, dat mensen de dingen in deze brieven verdraaien, wat leidt tot hun eigen destructie/vernietiging (Grieks: apoleian)….. Laten wij ons daarom houden aan wat Paulus exact schreef, en er niet een eigen draai aan geven. Dat doen wij (onbedoeld) maar al te vlug!
Paulus was geen luchtfietser. Hij dacht Hebreeuws (niet: Grieks-hellenistisch-Platonisch) en was een praktisch mens. Hij schreef deze dingen. Laten wij acht geven op wat God door hem onthulde!

30 november 2009

‘…dat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, jullie zou geven een geest van wijsheid en onthulling……en wat de overstijgende grootte van Zijn kracht is voor ons die geloven….die werkzaam is in de Christus, Hij, die Hem opwekt uit de doden en Hem zet aan Zijn rechterhand te midden van de hemelingen….’      Efeziërs 1:17-19, CV

In deze tweede vindplaats van de uitdrukking ‘te midden van de hemelingen’ in Efeziërs, wordt de plaats die bedoeld wordt, nog duidelijker. Christus zit aan de rechter(hand) van God, en dat blijkt ook te midden van de hemelingen te zijn. Een geestelijk hoge positie, hoger kan niet. Het is voor ons in elk geval onzichtbaar, want Hij is de Verborgene in deze tijd, die ook ‘het beheer van het geheimenis’ genoemd wordt. Hij is ontrokken aan ons letterlijk oog, maar toch kijken wij in geloof omhoog naar Hem, die ons zo onuitsprekelijk liefheeft. Hij is dus gezet aan Gods rechterhand, dáár, in de hemelen.
‘Ja mag ik even inbreken? Dit vind ik zo moeilijk aan deze brief. Het is niet tastbaar. Je kunt niets pakken met je handen. Voor mij moet het tastbaar zijn.’
Voor ons als gelovigen geldt wat de Heer zei: ‘gelukkig zijn zij, die niet zien en toch geloven’.
De discipelen konden als het ware hun geloof tastbaar bij zich hebben in hun Meester, met wie zij optrokken. Hij deed de storm bedaren, winden gingen liggen op één woord van Hem. Dat konden de discipelen voelen, beleven en ervaren. In een boot op het meer van Galilea.
We gaan nog een stap verder. Later in de tijd werd langzaamaan duidelijk, door de roeping van Paulus als apostel, dat er een bijzondere periode ging aanbreken. De lijn was altijd geweest: Israël op aarde, bedoeld om licht voor gojim (heidenen) te zijn, zegen en onderwijzing van Jahweh te verspreiden, tot sjalom voor allen. Dat werd met Paulus doorbroken. Hij ging rechtstreeks naar de gojim zonder dat heel het volk erbij betrokken was. Dat leidt tot grote nijd, kijk maar in Handelingen 22:22. Daar zijn de Joden woedend, als ze hem horen zeggen, dat de Heer hem naar de natiën (de gojim) stuurde. Ze spreken in feite een doodswens over hem uit!
Paulus schrijft later in gevangenschap deze brief, waarin hij 5 keer met ‘te midden van de hemelingen’ de richting, plaats en positie van het lichaam van Christus aanwijst.
Dit hemelse aspect was voor de meeste Joden een groot struikelblok, gewend als zij waren te denken en te handelen op aarde, met een aardse toekomst en aardse zegen die de Messias zou brengen. Zij konden dat niet bevatten.
Omdat het gaat om hogere, geestelijke (niet met handen aan te raken) waarheden, is dit hemelse aspect helaas voor veel ware gelovigen een moeilijk en zwaar te verteren punt.
Laten wij voortdurend voor alle heiligen –en voor onszelf-  bidden om de geest van wijsheid en onthulling (iets bekend maken, de bedekking wegnemen) in erkenning van Hem! (Efeziërs 1:17)

29 november 2009

‘Gezegend is de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons zegent met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus  ’  Efeziërs 1:3, concordante vertaling.
Wat een geweldig begin van deze bijzondere brief! Centraal staan, zoals altijd in de Schrift, de God en Vader van Hem (die ook ónze Vader is), én de Heer Jezus Christus. Zij doen het grote werk in de eonen, waardoor alle schepselen eens zich voor God en Zijn zoon aanbiddend zullen buigen. Zij  danken voor de overstromende rijkdom aan genade, die hun geschonken werd.
Wat zegt de apostel verder? Dat God zegent, Zijn schepselen (hier: u, jij en ik, de leden van het lichaam van Christus) begunstigt met zegen, met Zijn gunsten. Paulus gaat dat allemaal opsommen in deze Efezebrief.
Paulus schrijft van geestelijke zegen. Niets tastbaars. De zegeningen, die wij ontvangen, zijn geestelijk. Rijkdom aan genade, vergeving van krenkingen (die dingen waarmee je God op Zijn hart trapt), de vrijkoping door Zijn bloed en al die kostbare waarheden, die hij verder noemt.
Het gebed daarbij is, dat deze geestelijke waarheden heel diep in ons hart doordringen en ons vrijmaken van al het neerdrukkende schuldbesef, van alle verwijten, die de machten ons willen influisteren als het gaat om ons verleden, bijvoorbeeld.

Deze geestelijke zegeningen bevinden zich in een hogere atmosfeer: te midden van de hemelingen.
Sommigen willen hier liever vertalen: ‘in de hemelen’, of: ‘in de boven/op-hemelen’. Het maakt voor de betekenis in feite niet veel uit. Het gaat erom, dat we in de Efezebrief het aardse verlaten en terechtkomen in het hemelse, of te midden van de hemelingen. Dáár zijn onze zegeningen geplaatst.
Paulus zegt dan ook in Kolossenzen 3:1 ‘zoekt wat boven is, waar Christus is, aan Gods rechterhand zittend. Weest bedacht op wat boven is niet op wat op de aarde is.’

28 november 2009

De hemelse roeping van het lichaam van Christus, de ekklesia, is iets, dat in Paulus’ latere (gevangenschaps)brieven onthuld wordt. In 1 Korintiërs 15 wordt een hint gegeven, nadat Paulus in zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen het unieke gebeuren bekendmaakte: de wegrukking van de ekklesia, om onze Heer in de lucht te ontmoeten! In 1 Korintiërs 15 gaat het om de vraag : ‘hoe worden de doden opgewekt?’. De apostel stelt in vers 40, dat er aardse en hemelse lichamen zijn. Nadat hij uit de schepping een aantal voorbeelden genoemd heeft, zegt hij in vers 42: ‘zo is het ook bij de opstanding uit de doden’.
We lezen in vers 42-49: verderf – onverderfelijkheid; oneer – heerlijkheid; zwakheid – kracht; ziels – geestelijk. Het gaat hier om het lichaam van de gelovige, dat een grote verandering zal ondergaan. Het lichaam, dat wij in de levendmaking zullen ontvangen, is nog steeds ons lichaam, wij zullen elkaar  herkennen. Het lichaam is dan onverderfelijk, in heerlijkheid, met kracht en geestelijk.
Dan volgen meer tegenstellingen; de eerste Adam was een levende ziel, de laatste Adam een levendmakende geest. Eerst kwam het zielse, daarna het geestelijke. De eerste mens was uit de aarde, aards; de tweede mens is de Heer uit de hemel. We hebben nu weer twee tegenstellingen: ziels – geestelijk en aarde – hemel. Vervolgens zegt hij, dat het wezen van de aardsen hetzelfde is;  dan zegt hij : ‘zoals de Hemelse is, zo zijn ook de hemelsen’. Het woord ‘hemels’ is een stapje verder dan het woord ‘hemel’ uit vers 47. Het woord ‘hemel’ uit vers 47 is in het Grieks ouranos;
en het woord ‘hemels’ in vers 49 is in het Grieks epouranios. Daarmee worden de gelovigen als het ware voorbereid op de Efezebrief. Want daar wordt vijf keer het woord ‘hemels’ gebruikt. De enorme verandering, die de gelovigen bij de bazuin van God ondergaan, is die van aards in hemels. Als dat zó is, dan kan de toekomst van de leden van het lichaam van Christus toch alleen dáár, te midden van de hemelingen zijn? We zullen toch geen hemels lichaam ontvangen om in de toekomst voor altijd op aarde te zijn? Dat lijkt erg onlogisch en in tegenspraak met het Hem ontmoeten in de lucht en de openbaringen van de Efezebrief!
En die brief spreekt van de overstijgende rijkdom van Gods genade in Christus Jezus!