4 april 2019
‘De vijgenboom.’

De Heer liep langs een vijgenboom en
keek onder de bladeren: geen vrucht.
Dat was een beeld van de politieke si-
tuatie van Israël. Het was een volk dat
niet geloofde en zo was de dienst aan
God een dode vormendienst. In plaats
van geestelijk leven en dito vrucht zag
de Heer wel veel bladeren, uiterst te-
kenend voor alleen uiterlijk vertoon. Dat
was ook bij de leiders van het volk,
 de
de overpriesters en schriftgeleer
den,
het geval.

‘Er was ongeloof.’

De Heer verwijst ook naar geloof als Hij
spreekt van het
verzetten van een berg
(beeld van ‘t
 aardse koninkrijk). Dat ko-
ninkrijk was
 toen in de handen van de
natiën, de
Romeinen. Geloof werkt niet
als het over de vervulling van ons gebed
gaat. Geloof is altijd in wat God zegt. De

profeten hebben voorzegd dat na over-
heersing door de natiën, Israël het konin-
krijk zal ontvangen. Dan zullen zij wer-
kelijk de vrucht van de vijgenboom ge-
nieten, en die van de wijnstok.

‘Wat een grote toekomst!’

We zien nu een uitbotten van de vij-
genboom zoals voorzegd door Hem.
De Joodse staat is een feit. Zo wordt
het bestaan ervan verondersteld in
de profetieën over de laatste jaar-
week van Daniël 9:24-27, die nog in
de nabije toekomst zal plaatsvinden.
De Heer Jezus Christus zal komen.
Op exact de juiste tijd zal Hij arrive-
ren en Zijn geliefde volk Israël ver-
lossen. Wij als lichaam van Christus
hebben een eerdere verwachting in
Hem. Zijn heerlijkheid is nabij.