27 december 2019

‘Fijn, deze overwegingen over Jakob.’

We herkennen wel iets in hem, moge-
lijk meer dan bij Abraham of Isaäk. Ja-
kob is zo menselijk, met allerlei trucs 
en zwaktes. Niettemin bleef hij de dra-
ger van het eerstgeboorterecht. En de
zegen kreeg hij in Bethel (Luz) mee. En
hij verliet het beloofde land. Wij zou-
den dat beoordelen als vleselijk. Waar-
om bleef hij niet in Kanaän? Dát was de
plaats die God hem beloofd had. Door
angst ingegeven trok hij weg. 

‘Toch kreeg hij de zegen mee.’

Ja, en terwijl wij menen, dat het niet
de weg van de Heer is. Hoe wonderlijk
is God. God had met een eed gezegd,
dat Hij aan Abraham en aan zijn zaad
de zegen geeft. Dat ziet allereerst op
onze Heer Jezus Christus. Daarna ook
op de lijfelijke nakomelingen van deze
Abraham. Dus Jakob valt ook onder die
zegen, zoals tevoren als tegen Rebekka
gezegd was:

de meerdere zal de mindere dienen
          Romeinen 9:12; Genesis 25:23

‘Ja dat was aangezegd.’

Bij Vader ligt alles vast. Bij ons niet. Wij 
weten niet wat vandaag gebeurt. Gods 
voornemen staat wel vast. Hij bepaalde
dat niet Easu maar Jakob de zegen had.
Dat lag dus al voor hun geboorte vast. 
Zo ook bij ons. Voor onze geboorte was
vastgelegd, dat wij geroepen, gerecht-
vaardigd en verheerlijkt bij het lichaam 
van Christus zouden horen. En niets is
er, 
dat dat verhinderen kon. Het plan 
van God gaat door!