25 februari 2020

‘Paulus navolgen.’

Dat is wat hij zegt in diverse brieven.
‘Weest mijn navolgers’ zegt hij dan.
Hoe leefde hij dan? In besef dat het al
niet hij, maar zijn Heer ertoee deed.
Daarover schrijft hij:

want ik ben de minste van de aposte-
len, die niet toereikend is om apostel 
te worden genoemd, omdat ik wel de

gemeente van God vervolgde
                             1 Corinthiërs 15:9

‘Hij stond er niet zo best voor.’

Vanuit God gezien niet, nee. Hij dacht 
dat hij vanuit God gezien het erg goed
deed. Hij was zelfs bezig de gelovigen 
van de -in zijn ogen- verkeerde weg te
vervolgen. Uit ijver voor God en de tra-
dities van zijn vaders. Op weg naar Da-
mascus kwam hij tot het besef, dat zijn
ijver leidde tot vervolgen van Jezus Zelf.
Was dat een verhindering om gered te
worden? Integendeel.

‘Overstromende genade.’

Hoe genadig God is, bleek toen Jezus 
hem riep. Dat leidde niet tot een lui le-
ventje bij Saulus, die later apostel Pau-
lus werd. Geen spoor van niks doen:

maar in de genade van God ben ik wat
ik ben, en Zijn genade die in mij is, was
niet tevergeefs, maar ik spande mij in,
meer dan zij allen; maar niet ik, maar
de genade van God die met mij is

                             1 Corinthiërs 15:10