2 maart 2020

‘In Vaders tegenwoordigheid.’

Dat zijn we te allen tijde, vanuit onze 
ervaring en ons gevoel kan het soms
anders lijken. We zouden ons houden
aan wat de Schrift zelf zegt. Gisteren 
lazen we in 1 Corinthiërs: zij zijn rijk 
gezegend in Christus Jezus. Paulus zei
niettemin heel wat tegen hen. Het ge-
drag dat naar buiten kwam, was alsof 
ze hun enorme rijkdom niet beseften.
Genade en vrede van God: dat blijft!

‘Dat konden ze niet verspelen.’

Wanneer je je rijkdom in Hem bewust
bent, dank je Hem. Uiteindelijk, bij het
einde van je leven, zal Gods genade be-
slissend zijn. Niet wat jij goeds heb ge-
daan. Al wat tot Zijn eer was zal blijven 
na de bema (erepodium):

want wij moeten allen voor de bema
van Christus geopenbaard worden, op-
dat ieder terugontvangt wat hij door
het lichaam gedaan heeft, hetzij goed,
hetzij slecht

                             2 Corinthiërs 5:10

‘Dat moet gebeuren, lees ik.’

Ook het slechte zal bij de bema blij-
ken. Het verbrandt daar, figuurlijk ge-
sproken, zoals hij eerder opmerkte:

ieders werk zal openbaar worden, de 
dag zal het namelijk duidelijk maken, 
omdat die in vuur verschijnt; hoe
ieders werk is, zal het vuur uitmaken
                        1 Corinthiërs 3:12b,13

Dat vuur is nodig zodat het goede, op-
bouwende werk blijft. De harmonie is
dan hersteld. De gemeente kan daar-
na door – dienstwerk boven begint!