5 mei 2020

“Hij kwam om ons vrij te maken.’

Dat ging wel door diepte van lijden en
moeite en pijn heen. Eerst was Hij bij
de Vader in heerlijkheid. Hij kwam als
Mens op aarde en dat betekende ver-
drukt worden en lijden. Dat deed Hij 
om de mensheid te verlossen en te be-
vrijden. Niet alleen werd Hij verdrukt 
en op het laatst geslagen, maar zelfs
gekruisigd. Dat was de weg tot bevrij-
ding. Van zonde, dood en wetticisme.

‘Zoals Israël bevrijd werd uit Egypte.’

Dat was de slavernij, en kan staan als
type voor de slavernij onder de zonde
en de wet. Het volk werd bevrijd uit de
slavernij. Zo ook de mens die tot besef
komt van wat de Heer gedaan heeft. 
De geest van God woont in de gelovige
en dat heeft grote gevolgen, de mens
komt los van gebondenheid. In de vrij-
heid van de genade van God.

 ‘Dat zegt hij in Galaten.’

Het vierde en vijfde hoofdstuk spreekt
met name -letterlijk- over vrijheid. Ha-
gar blijkt in de slavernij te zijn en Sara
de vrije. Zij was onder de belofte, vrij.
Hagar was een Egyptische, en Sara had
andere achtergrond. De twee principes 
lees je terug in Genesis. Sara leefde uit
de belofte van God, Hagar was slavin,
niet vrij. We staan in de vrijheid van de
genade in Christus.