‘Fijn zo, Titus lezen.’

in verwachting van eonisch leven dat
de niet liegende God voor eonische tij-
den heeft beloofd
              Titus 1:2

Ook een woord dat ons bemoedigt en
opbouwt. Gisteren lazen we in vers 1,
dat wij uitgekozen gelovigen zijn, die 
groeien in erkenning van de waarheid.
Diezelfde waarheid zegt ons een ge-
weldige verwachting aan. Leven is er
in de toekomst: overvloedig, eonisch. 
Het is wáár; Paulus spreekt in vers 2 
van de niet liegende God.

‘Een en al zekerheid.’

Hij beloofde dat voor eonische tijden.
Dat duizelt in je gedachten: wat? Zo 
enorm lang geleden? Dat is heel wat!
Een notie die je bijna nooit hoort in al-
lerlei geloofskringen. Zo verbindt Pau-
lus het begrip tijd met eonisch. Daar-
uit lees je, dat eonen beperkt in tijd 
zijn. Daarnaast blijkt dat het bij eonen 
niet om geestelijke machten gaat.

‘Gods plan van eonen.’

Dat blijkt bijna uit dit vers, ja. Paulus 
noemt dat in Efeziërs 3:11. Opmerke-
lijk genoeg is de belofte van eonisch
leven
 voor alle leden van het lichaam 
van Christus nu; ze dateert van vóór
de eonen. Zijn keuze voor ons was al
vóór de nederwerping van de wereld.
Deze belofte werd nóg eerder afgege-
ven: vóór de eonen. Dat kán niet an-
ders dan pure, loutere genade zijn.