‘De heerlijke verwachting.’

Paulus geeft in zijn eerste brief
antwoord op vragen.

wij willen echter dat jullie niet
onwetend zijn, broeders, aan-
gaande hen die rusten
   1 Thessalonicenzen 4:13a

Het ging daar om de verwachting
van de gelovigen. Men verwacht-
te het aardse koninkrijk onder de
Messias Jezus. Wat gebeurt met
de gelovigen als Hij komt? Mee
het koninkrijk in? Overledenen,
staan zij op en zijn ze daar ook?

‘Vragen die ze hadden.’

Met name over de overledenen.
Dat blijkt uit wat we net lazen. In
dat vers vervolgt hij met:

opdat jullie niet bedroefd zijn zo-
als ook de overigen die geen ver-
wachting hebben
     1 Thessalonicenzen 4:13b

Ongelovigen hebben niets te ver-
wachten. Meestal heeft men er
een heel onduidelijk idee van. In
een (denkbeeldige) hemel zijn of
in een soort paradijselijk iets. De
Schrift geeft aan Israël en de ge-
meente een grote verwachting.

‘De Heer Jezus Christus.’

Ja, Hij is onze Verwachting (1 Ti-
motheüs 1:1). Absoluut, zeker, in
Hem ligt al onze verwachting. HIJ
gaat komen! Daarom heffen ook
wij onze hoofden opwaarts, daar
komt alle zegen vandaan: boven.
Het woord, dat onze directe ver-
wachting beschrijft, is in 1 Thes-
salonicenzen 4:13-18 te lezen. In
je hart gesloten als je het al kent.