‘Zo zijn we altijd met Hem.’

Dat is wat we gisteren lazen. Hij
daalt af en ontmoet ons, omdat
Hij ons snel wegneemt, weg van
de aarde. In de lucht, na de gro-
te verandering van ons lichaam
wat in 1 Corinthiërs 15 staat. In
die brief lezen we van hemelse
en aardse lichamen. In Efeziërs
wordt duidelijk waarom. Daar is
geen aardse toekomst voor ons
beschreven, maar een hemelse.

‘Te midden van de hemelsen.’

Vijf keer (genade) komt die uit-
drukking in Efeziërs voor. Onze
geestelijke zegen is daar. En on-
ze werkzaamheden eveneens:

en zet ons gezamenlijk te midden
van de hemelingen, opdat Hij in
de komende eonen tentoon
spreidt de overstijgende rijkdom
van Zijn genade in (Zijn) mildheid
voor ons in Christus Jezus
                            Efeziërs 2:6,7

‘Ja duidelijk, en heerlijk.’

Aan al die hemelse machten en
krachten mogen wij Zijn genade
aan ons bewezen, tonen. Door
wat we getuigen brengen we ze
tevens tot onderschikking. Zijn
liefde zal dat door ons heen uit-
werken. De vijanden en vijand-
schap zijn daar ook. Zo hebben
zij ook verzoening door het kruis 
nodig, zoals Kolossenzen 1 zegt.