‘Verzoening van allen.’

De afgelopen keren hebben we
in Kolossenzen 1 gezien en vast
kunnen stellen, dat God het al
met Zich verzoent. Het al bevat,
gezien het tekstverband, heel de
schepping. Als eerste is gesteld,
dat God in, door en tot de Zoon
van Zijn liefde het al schiep. (Ko-
lossenzen 1:15,16). Dan volgt
Wie Hij is: het Hoofd.

‘En dan de verzoening.’

Dat blijkt om datzelfde het al te
gaan wat vers 15,16 noemt. Ook
de onzichtbare schepping (gees-
telijke machten en krachten) zijn
in die verzoening meebegrepen.
Dan blijkt dat door Hem, de Zoon
van Gods liefde bewerkt te zijn. 
Als men vanuit de christenheid
reageert, is het furieus. Men aar-
zelt niet onmiddellijk de vrije wil
op te voeren, volgens de traditie.

‘Je moet Hem wel aannemen.’

Men komt met Johannes 1:12.

wie Hem nu aangenomen heb-
ben, aan hen geeft Hij het recht
om kinderen van God te worden,
hen die in Zijn Naam  geloven

Dit haalt men aan in het kader
van de vrije wil. De mens zou een
eigen vrije wil hebben gekregen
(…) om Hem aan te nemen. Maar
wat zegt Johannes daar? Evange-
lie? Welk? Laten we morgen kij-
ken in welk verband Johannes dit
in 1:12 van zijn verslag schrijft.