INLEIDING:
Wedergeboorte. Wat is het? Voor wie? Wat ver-
andert daardoor? Wie doet dat? Een bekend be-
grip in allerlei kerken en gemeentes.
Goed om daarover na te denken aan de hand van
de Schrift.

WAAR KOMT HET BEGRIP VOOR
Wedergeboorte lees je als zelfstandig naamwoord
in NBG twee keer
, Mattheüs 19:28 en in Titus 3:5.
Het Griekse woord is
 palingenesia.

Heeft doen wedergeboren worden en wederge-
boren staan in NBG als vertalingen van het Griekse
woord anagennao – 1 Petrus 1:3, 1 Petrus 1:23.

Wederom geboren worden wordt in NBG als
vertaalwoord gebruikt in Johannes 3:3,7 voor de
Griekse woorden gennao anoothen.

BETEKENIS
Het basis werkwoord is gennao, dat ‘genereren’,
‘verwekken’ of ‘geboren worden’ kan betekenen,
afhankelijk van het tekstverband waar het in voor-
komt. De grondbetekenis is worden, in het Grieks
nauw verwant met ginomai, dat ook ‘worden’
betekent.

JOHANNES 3
In Johannes 3 wordt het door Nikodemus opgevat
als letterlijk ‘opnieuw (wederom) geboren worden’.
Maar de Heer bedoelde daar het ‘geboren’ worden
uit water en geest, feitelijk: Gods geest. Het is dan
een stijlfiguur, het gaat om iets geestelijks, dan ge-
bruikt de Heer een woord uit het dagelijks leven.

Wat bedoelde de Heer in Johannes 3?
Hij verwees naar het nieuwe verbond, dat Hij met
het huis van Juda en 
het huis van Israël zal sluiten,
Jeremia 31:31-34; Ezechiël 11:16-20.

Dat verbond wordt gekenmerkt door het geven van
Zijn geest in hun 
binnenste –> ‘(op)nieuw geboren’.
Die geest komt dan ‘van boven’ (Grieks: anoothen:
opwaarts-plaats
), 
van God. Daarom zei de Heer dat.

1 PETRUS 1
In dit hoofdstuk gebruikt Petrus het samengestelde
woord anagennao, dat letterlijk ‘opwaarts-worden’
betekent. De betekenis is praktisch dezelfde als het
woord dat de Heer in Johannes 3 gebruikt, ‘weder-
om (letterlijk: opwaarts) geboren (of: verwekt, gege-
nereerd) worden’. Petrus verbindt het in vers 3 met
de opstanding van Christus, en in vers 23 met het
woord van God. Door die kracht hadden Petrus en
de andere gelovigen uit de besnijdenis (en enkele
proselieten) een enorme, geestelijk vernieuwende
ervaring in hun leven.
Nieuwe kracht tot eer van God!

MATTHEÜS 19:28
Het gaat daar om ‘de wedergeboorte’ en dat is de
tijd waarin deze aarde als herboren zal zijn. Het is
de tijd van het herstel van alle dingen waarvan
God spreekt door de mond van Zijn heilige profe-
ten vanaf de eon (Hand.3:21). In die tijd zal Israël
het licht zijn voor de andere volkeren en de apos-
telen zullen op 12 tronen zitten om de twaalf stam-
men van Israël te richten.

TITUS 3:5
De apostel Paulus heeft het hier over het ‘bad van
de wedergeboorte’ en hij koppelt er direct het be-
grip ‘vernieuwing’ (Grieks: anakainoosis) aan vast,
dat ook in Romeinen 12:2 voorkomt, daar: ver-
nieuwing van het denken. Hier staat het aspect
‘afwassen’ voorop, doordat hij ‘bad’ gebruikt, dat
vernieuwende werking heeft.

We kijken naar Titus 3:3,5 :

1, Herinner hen eraan, dat zij zich aan overheid
en gezag onderwerpen, gehoorzaam, tot alle
goed werk bereid zijn,
2. geen lastertaal uiten, niet twisten, vriendelijk
zijn en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle
mensen.
3. Want vroeger waren ook wij verdwaasd, on-
gehoorzaam, dwalend, verslaafd aan velerlei
begeerten en zingenot, levend in boosheid en
nijd, hatelijk en elkaar hatend.
4. Maar toen de goedertierenheid en mensen-
liefde van onze Heiland (en) God verscheen,
5. heeft Hij, niet om werken van gerechtigheid,
die wij zouden gedaan hebben, maar naar zijn
ontferming ons gered door het bad van de we-
dergeboorte en van vernieuwing door heilige
geest,
6. die Hij rijkelijk over ons uitgiet door Jezus
Christus, onze Redder,
7. opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade,
erfgenamen zouden worden overeenkomstig de
verwachting van eonisch leven.

Het is goed mogelijk, dat Paulus, door in vers
3 en vers 5 nadrukkelijk wij te gebruiken, over
zichzelf en zijn volksgenoten spreekt. In vers 2
spreekt hij over de hele mensheid, iets waar hij
in Titus 2:11 over sprak. In vers 4 gaat het op-
nieuw over alle mensen. Het wij in vers 3 en 5
lijkt erop te wijzen, dat de apostel zich bij zijn
volk rekent. Dat heel de mensheid zich zo ge-
draagt als Paulus in vers 3 schrijft, is duidelijk,
maar hij zegt: ook wij en doelt dan op het volk
Israël. Het erge is, dat men in Israël onder de
Thora zich ook zo gedroeg! In vers 5 spreekt hij
over werken van gerechtigheid die wij zouden
gedaan 
hebben; een uitspraak die ook typisch
bij het Joodse volk past, dat gerechtigheid uit
de werken van de wet verwachtte (Romeinen
9:31,32). Let ook op de nadruk op het doen:
….die wij zouden gedaan hebben.

Dan is het logisch dat hij in vers 5 ‘wederge-
boorte’ noemt, omdat dat spreekt van de ver-
nieuwing van het volk Israël dat het koninkrijk
van de hemelen binnengaat.
Daarbij spreekt hij van Jezus Christus als Red-
der (Titus 3:6), en in Titus 1:4 schrijft hij over
Christus Jezus, onze Redder, als hij Titus zelf
benadert.

CONCLUSIE
Uit de vindplaatsen blijkt, dat het bij wederge-
boorte het volk Israël betreft, en direct te maken
heeft met de koninkrijksboodschap. Het gaat om
een geestelijke verandering/vernieuwing die door
Gods geest bewerkt wordt. Paulus noemt het
begrip één keer, maar past die in zijn onderwijs
niet toe op het lichaam van Christus. Bij de leden
van het  lichaam van Christus gaat het om een
dieper ingrijpende verandering, die van een oude
naar een nieuwe schepping.

Je kunt dit vergelijken met een verandering van de
aarde door water in 
Genesis 1:2; dit is een weder-
geboorte. 
De verandering van oude naar nieuwe
schepping is door vuur; dan onder
gaan aarde en
de hemelen een totale omvorming die veel ingrij-
pender is dan het watergericht van Genesis 1:1,2.
Dit illustreert het verschil tussen de wedergeboorte
bij Israël en de nieuwe schepping bij de gemeente
die het lichaam van Christus is!