smekend of ik nu misschien 
eindelijk voorspoedig zal 
worden in de wil van God
naar jullie toe te komen.

   Romeinen 1:10

We lezen opnieuw dit vers, en
zien, dat Paulus’ verlangen en
gebed was hen te ontmoeten.
Dat was de menselijke kant; in
hem is het echte, geestelijke 
verlangen om te ontmoeten. 
Én je leest: in de wil van God.
Dat was voor hem bepalend. 
Omstandigheden konden wel
ineens wijzigen; en daarin was
God het, Die leidt. God is het,
Die alles doet samenwerken.
Waarvoor? Tot wat goed is, en
dát is wat in Zijn plan past. Hij 
houdt van je. U, jij en ik; wij 
houden van Vader. Je leeft in
alles voor God. Dan maakt het
niet uit welke kant het opgaat.