die Israëlieten zijn, van wie de 
zoon-plaatsing is, en de 
heerlijkheid en de verbonden en 
de wet-plaatsing, en de dienst
aan God en de beloften
         Romeinen 9:4

De beloften worden als laatste in
de rij zegeningen genoemd:

aan Abraham nu werden de
beloften uitgesproken en aan
zijn zaad. Hij zegt niet: aan zijn
zaden, als over velen, maar als
over één: ‘en aan uw zaad’, dat
is Christus

      Galaten 3:16; Genesis 22:18

Deze belofte werd herhaald aan
Isaäk en Jakob. Ook waren aan
het volk Israël op zich beloften
gegeven, die niet door de hun
gegeven wet (en overtreden
ervan) ongeldig werden.
Zij zullen koningen en priesters
op aarde zijn, en het grote licht
voor de natiën, door hun Messias
Jezus Christus, het Licht van de
wereld.